dinsdag 20 juni 2017

De Goudvink, man, vrouw en juveniel

Alle moeite om vogels naar de vogel-fotohut te lokken loont zich. Vorig jaar in het najaar bouwden ik, met hulp van een bevriende natuurfotograaf een vogel-fotohut is de grote tuin die wij (broer en zussen) gezamenlijk bezitten. Die tuin is aangelegd door onze ouders en is uitgegroeid tot een klein park met grote bomen en diverse struiken. Bij de vogelhut wordt uiteraard gevoerd en er is een kleine vijver aangelegd. Allemaal voorwaarden om vogels te trekken. Een win-win situatie. ik ben blij met de komst van de vogels, en de vogels zijn blij met de voederplaats en het drink en badwater.

Net voor het middaguur verscheen de Goudvink man aan de vogelhut, samen met zijn jong, die aan de andere kant van het vijvertje zat.

Gisteren verscheen het vrouwtje van de Goudvink (Pyrrhula pyrrhula), waarna ik de hoop uitsprak dat het mannetje ook naar de vijver zou komen. Vanmorgen ben ik al vroeg gaan posten en kreeg later bezoek van mijn broer. Ik had toen de zanglijster en enkele ander vogels al kunnen fotograferen, maar hoopten natuurlijk de goudvink nog te zien. Ik zei tegen mijn broer dat het erge warme weer wel eens in mijn voordeel zou kunnen werken. Gisteren was het vrouwtje op het water af gekomen om te baden, niet om te eten. "Als het zo warm is zal de goudvink man het ook wel warm hebben", zie ik nog tegen mijn broer. Nog geen minuut later merkte ik de Goudvink man op en begon met fotograferen. Na enkele foto's keek ik eens over de vijver of het vrouwtje er ook bij was, en zag aan de ander kant van het vijvertje een jonge goudvink, een juveniel. De ouder goudvink vloog weer weg, maar de jonge vogel was druk bezig met een verkoelend bad. Een minuut of tien later kwam het vrouwtje ook nog even naar het water. Nu had ik de hele familie goudvink bij elkaar.

Het vrouwtje is veel vager van kleur, wat haar minder opvallend maakt als ze op het nest zit.

De goudvink is een stevige vink (orde der zangvogels), met een 'stierennek', die ondanks zijn opvallende uiterlijk vaak over het hoofd wordt gezien, omdat hij zo schuw is en zo'n verborgen leven leidt. De vogel is 15,5 tot 17,5 cm lang. De volwassen man (adult) heeft een zwarte kop van kruin tot en met de kin, een zware, zwarte snavel en is aan de bovenzijde blauwgrijs met een witte stuit, zwarte staart, zwarte vleugels met witte dwars streep. De onderzijde is rozerood, ook zij-kop. Het volwassen vrouwtje is aan bovenzijde donkergrijsbruin, aan onderzijde en op zij-kop licht rozebruin, verder als de volwassen man. De eerstejaars jonge vogels (juveniel = onvolwassen) ziet er bijna het zelfde uit als het vrouwtje, maar dan met een geheel bruine kop en rug.

De eerstejaars jonge vogels ziet er bijna het zelfde uit als het vrouwtje, maar dan met een geheel bruine kop en rug.

De goudvink broedt van eind april tot juli. Het platte nest is gemaakt van takjes en stengels, soms mos, gevoerd met worteltjes, haar en wat wol of veertjes en bevindt zich op manshoogte. De broedduur bedraagt 12 - 14 dagen. Het vrouwtje wordt tijdens het broeden door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 12 - 16 dagen uitvliegen. De goudvink heeft twee broedsels per jaar. Mannetje en het vrouwtje blijven bij elkaar gedurende het hele jaar (ongebruikelijk bij andere vinkensoorten). Gewoonlijk bestaat het legsel uit vier à vijf eieren, zelden zes. De eieren zijn blauwachtig tot blauwwit met bruine stipjes, streepjes, soms vlekjes; grijze ondervlekken. Soms zijn ze kransvormig. De eieren zijn gemiddeld 19 bij 14 mm.


Goudvinken leven verborgen in paren of familieverband, soms in troepjes. Een goudvink is hoofdzakelijk een standvogel. De noordelijke vorm, 'Grote goudvink' genaamd, is een vrij zeldzame en onregelmatige doortrekker. In de winter sluiten zij zich aan bij andere groepen vinken. De goudvink is in Nederland een vrij algemene broedvogel van de zandgronden waarop naaldbos staat. In de periode 1979-1985 bedroeg het aantal broedparen circa 17500 paar. De goudvink breidde zijn areaal binnen Nederland gedeeltelijk uit, bijvoorbeeld naar de bossen in Flevoland. Op sommige plaatsen was er ook een sterke achteruitgang. Volgens SOVON bleef in de periode 1990-2007 het aantal broedparen vrij constant. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 8000 paar in Nederland.