De Neterselse Heide, een van mijn favoriete gebieden.
De Neterselse Heide is een van de natuurgebieden waar de vergrassing aangepakt moet worden om de heide weer de kans te geven. Vergrassing is een wijd verbreidt probleem in veel Brabantse natuurgebieden. De Neterselse Heide is sinds 2004, toen gemeente Bladel het voor € 1 verkocht, eigendom is van het Brabants Landschap en is gelegen ten noorden van Netersel. Het gebied is 229 ha groot.
Door de opkomende zon was het een lichtshow tussen de bomen met rijp op de bodem.
Op de Neterselse Heide vindt men droge, maar vooral ook natte heide. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw. Van de vogels kunnen blauwe kiekendief, boomleeuwerik en roodborsttapuit worden genoemd. Een zeldzaam bostype is het dophei-berkenbroek. Dit bestaat uit open begroeiing van zachte berk op zure, voedselarme natte bodem. Het bos groeit traag en de bomen worden niet hoger dan 5 à 10 meter. De begroeiing bestaat uit dopheide, gagel, veenmossen en bulthaarmos. Op de natte zure en voedselarme bodems komt vegetatie van het Dopheideverbond voor. Karakteristieke soorten zijn hier Dopheide, Pijpestrootje, Trekrus, Veenbies en Veenpluis. Dit vegetatietype is vaak vergrast met Pijpestrootje.
Als gevolg van een verminderde toestroming van grondwater in Neterselse heide ontstaat verzuring. Deze ligt diep en heeft daardoor een ontwaterende werking. Zowel Mispeleindse en Neterselse Heide en Landschotse Heide grenzen aan landbouwgebied. Vooral de zuidelijke gelegen landbouwgebieden zijn van nature de wat hoger gelegen water voedingsgebieden. Door een combinatie van factoren (grondwaterstandsdaling, eutrofiëring, successie) zal heide vergrassen. Vooral lagere, natte terreindelen zijn vergrast met Pijpestrootje (Landschotse Heide, Mispeleindse en Neterselse Heide).
IJs op de open gebieden.
IJs is de vaste vorm van water en kan zeer uiteenlopende vormen aannemen, variërend van een ijsberg, gletsjer of ijspegel, tot hagel of sneeuw. Een unieke eigenschap van ijs is dat het bij de smelttemperatuur een ca. 10% lagere dichtheid heeft dan vloeibaar water. Door de beperkingen die de waterstofbruggen aan de watermoleculen opleggen (tetraëdrische omringing van de moleculen) in combinatie met het kristalrooster is het niet mogelijk een dichtere vaste stapeling te verkrijgen. In de thermodynamica heeft de lage dichtheid van ijs tot gevolg dat het onder hogere druk een lagere smelttemperatuur heeft; een vrij unieke eigenschap.
De lagere dichtheid van ijs heeft als gevolg dat ijs op water blijft drijven, en daardoor een isolerende laag vormt die ondiep water in de winter voor totale bevriezing behoedt. Dit heeft waarschijnlijk een grote rol gespeeld bij het ontstaan van het leven op aarde. Water krijgt vanaf 275 watermoleculen de typische ijskristalstructuur.
Rijp op de bladeren die nog aam de bomen en struiken hangen.
Rijp of rijm is een witte aanslag die soms op gras, struiken en voorwerpen als daken, hekken en auto's wordt aangetroffen. Deze ontstaat bij temperaturen onder nul door de overgang van waterdamp in ijs. Rijp ontstaat bij voorkeur tijdens een rustige, heldere nacht op voorwerpen, die snel warmte verliezen door uitstraling naar de ruimte. Zodra de temperatuur van het voorwerp onder het vriespunt daalt, gaat de waterdamp direct over in ijskristalletjes, bv. op het raam van buiten geparkeerde auto's na een koude winternacht. Dit proces heet (ver)rijpen of desublimeren.
Fijn Bekermos, boven op de paaltjes die de wandelpaden van de zandwegen scheiden.
Fijn Bekermos (Cladonia chlorophaea) komt bijna alleen op bomen en hout voor. Het er sterk op lijkende Bruin bekermos (Cladonia grayi) leeft meestal op de grond. Andere soorten die op hout voorkomen zijn Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana), Rafelig bekermos (Cladonia ramulosa), Rood bekermos (Cladonia coccifera), Dove heidelucifer(Cladonia macilenta) en de Turflucifer (Cladonia incrassata). Ook hier ontbreken vaak de apotheciën en zul je het moeten doen met de kleur, de grootte en de al dan niet aanwezige sorediën van de grondschubben.