woensdag 20 september 2017

Paddenstoelen op Landgoed Ten Vorsel

Vandaag koos ik Landgoed Ten Vorsel uit om paddenstoelen te zoeken, en daar heb ik geen spijt van. Eerst liep in een naaldbos in op zoek naar mooie paddenstoelen, maar al snel bedacht ik mij en koos een gemengd bos uit om daar verder te zoeken. Al snel was het raak. Na een paar eekhoorntjes brood paddenstoelen zag ik daar ook de Kleverig koraalzwammetje (zie het artikel van ).

Vrije toegang, maar onder voorwaarden.

Landgoed Ten Vorsel ligt ten zuiden van Bladel in de gelijknamige gemeente. Het 220 ha grote landgoed bestaat uit drie delen met een geheel eigen karakter. Het noordelijke gedeelte wordt gekenmerkt door weilanden en boerderijen, het midden door akkers, weilanden en het buurtschap Ten Vorsel en het zuidelijke gedeelte door bossen en weilanden. Ongeveer 160 ha bestaat uit verpachte landbouwgrond en 55 ha uit bos. Boerenerven, twee groepsaccommodaties, overige gebouwen en wegen en paden nemen de laatste vijf ha in beslag.

Kastanjeboleet (Boletus badius, synoniem: Xerocomus badius).

De kastanjeboleet (Boletus badius, synoniem: Xerocomus badius) is een eetbare paddenstoel uit de familie Boletaceae. De kastanjeboleet is een algemeen voorkomende soort in naald- en loofbossen en is in de herfst te zien. De hoed heeft een doorsnede van 6-10 cm en is gewelfd tot gespreid. Hij kan licht of donker kastanjebruin zijn. Bij vochtig weer wordt het oppervlak van de hoed iets kleverig. Bij droogte wordt deze glanzend glad of iets viltig, vooral aan de rand. De steel heeft een hoogte van 7-8 cm en een dikte van 1,5-2 cm. Hij is lichtbruin met donkerdere strepen. Een manchet ontbreekt. Bij de aanhechting van de steel onder de hoed is een lichte 'inranding' te zien.

Gele Ringboleet (Suillus grevillei).

De gele ringboleet (Suillus grevillei) is een in Nederland vrij zeldzame paddenstoel uit de familieSuillaceae. De paddenstoel komt voor onder lariks, vooral langs paden en bosranden, op voedselarme zand- en leemgronden. De gele ringboleet staat op de Nederlandse Rode lijst van paddenstoelen als kwetsbaar. De 3-15 cm grote, bij vochtig weer slijmerige hoed is geelbruin tot roodbruin, lichter wordend naar de randen. De geel tot roodbruine steel heeft een grote, vliezige tot slijmerige ring. Het lichtgele vlees, vooral in de voet van de steel, is soms duidelijk blauwachtig verkleurend. De buisjes bestaan uit nauwe poriën en hebben een goudgele tot olijfgele kleur. Onder druk verkleuren de buisjes roestbruin. De jonge gele ringboleet is eetbaar, maar heeft weinig smaak en het slijm moet wel eerst verwijderd worden.

Prachtvlamhoed (Gymnopilus junonius, synoniem: Gymnopilus spectabilis).

De prachtvlamhoed (Gymnopilus junonius, synoniem: Gymnopilus spectabilis) is een paddenstoel uit de familie Strophariaceae. Het is een vrij algemeen voorkomende soort in de herfst. Ze vormen bundels bij, of op loofhoutstronken. De hoed heeft een doorsnede van 6-12 cm, is gewelfd en vlezig. De hoed is goudgeel tot oranje- of roestkleurig geel. Er zijn vezelige strepen of schubben te zien. De steel is 7-15 cm hoog en 1,2-3 cm dik. Naar het midden toe is de steel iets opgezwollen, lager taps toelopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel vezelig en heeft dezelfde of een iets lichtere kleur.

Links; Grijsbruine grasmycena, rechts; de Helmmycena

Mycena is een geslacht dat behoort tot de plaatjeszwammen. Het geslacht omvat soorten met middelgrote tot kleine paddenstoelen. Ze hebben een kegel- tot klokvormige hoed met vaak gevoorde, rechte rand, die bij het rijper worden niet naar binnen omkrult. De steel is dun en heeft geen manchet. Sommige soorten hebben melksapbuizen in de steel waardoor bij doorbreken een wit of rood sap naar buiten komt.

De helmmycena (Mycena galericulata) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De hoed heeft een doorsnede van 2-4,5 cm en is breed klokvormig tot vlak met een centrale bult. Het is een taaie en leerachtige hoed, die grijsbruin tot geelbruin van kleur is met een gestreepte of gegroefde rand. De steel is 7-10 cm hoog en 3-5 mm dik; de kleur is grijs. Deze is taai en kraakbeenachtig. De lamellen staan ver uit elkaar en zijn aan de basis verbonden. Ze zijn eerst wit, maar later vleeskleurig. De sporen zijn wit. De helmmycena komt voor in groepjes op boomstronken; soms het gehele jaar door, maar vooral in de herfst.

Dikrandtonderzwam (Ganoderma adspersum).

De dikrandtonderzwam (Ganoderma adspersum, synoniemen: Ganoderma europaeum en Polyporus adspersus) is een meerjarige houtzwam. De consolevormige, golvende hoed is 10-30 cm breed, 10-25 cm diep en 4-10 cm hoog. De bovenzijde is hard en geel- tot donkerbruin van kleur. De onderzijde is wit tot crèmekleurig en heeft heel fijne poriën. Zoals op de foto te zien is, zijn de boom en de zwam vaak bestoven met de roestbruine sporen. De sporen zetten zich op de bovenkant van de zwam af door elektrostatische aantrekkingskracht. Elk jaar voegt de dikrandtonderzwam een laag toe aan de onderkant. De dikrandtonderzwam komt vrij algemeen voor op stammen en stronken van loofbomen, met name op beuk, eik, esdoorn, paardenkastanje en wilg. De sporen van de dikrandtonderzwam vestigen zich op kleine wondjes van een boom. De zwam groeit op niet levende delen van de boom en veroorzaakt daar witrot. Dit doodt de boom niet maar het kan hem wel verzwakken, waardoor kwetsbaarheid ontstaat voor windschade.

Links; Boven de Gewoon elfenbankje staan Gele korstzwammetjes, Foto recht; Gewoon elfenbankje.

Het gewoon elfenbankje (Trametes versicolor, synoniemen: Coriolus versicolor en Polyporus versicolor) is een paddenstoel. Het elfenbankje groeit het hele jaar en is een zeer algemene eenjarige saprofyt op stronken en takken van loofbomen. Het komt soms ook op de spar voor. De vruchtlichamen groeien aan één zijde van de stronk of tak. Het gewoon elfenbankje groeit dakpansgewijs in groepjes en heeft een witte rand met daarbinnen verschillend gekleurde zones: wit, beige, okergeel, (rood)bruin, grijs, blauw of zwartachtig.

De stevige, waaiervormige hoeden zijn 3-8 cm groot en meestal niet dikker dan 2 mm. De poriën bestaan uit zeer kleine buisjes (drie tot vijf per mm), die witachtig tot crème-achtig of gelig van kleur zijn. De sporen hebben de vorm van een knakworstje en zijn wit tot bleekgeel en 4-6 x 1,5-2,5 µm groot. Het gewoon elfenbankje helpt mee met het afbreken van de afgevallen bladeren in het bos. Ook wordt deze schimmel in de biotechnologie veel gebruikt voor de productie van laccase, een lignine-afbrekend product dat vaak in de papierindustrie gebruikt wordt als bleekmiddel.