De Vliegenzwam (Amanita muscaria) heeft al een hoed gevormd.
De Pals is een bosgebied dat samen met Kroonvense Heide een oppervlakte heeft van 508 ha. Het maakt tegenwoordig deel uit van Boswachterij De Kempen en is eigendom van Staatsbosbeheer. Er is ook een weg die De Pals heet, en daaraan staat een landhuis van dezelfde naam. Een deel van Pals is aangewezen als bosreservaat. Het bevat bestanden van grove den die uit 1882 stammen. Om een natuurlijk milieu te verkrijgen zijn exotische bomen, met name de Amerikaanse eik, in 2004 verwijderd. In dit gebied vindt men dubbelloof en dalkruid. De rosse vleermuis en de zwarte specht komen er voor.
Links: de Vliegenzwam (Amanita muscaria), rechts; de Gewone krulzoom (Paxillus involutus)
De vliegenzwam (Amanita muscaria) is een opvallende paddenstoel, die algemeen voorkomt in de lage landen. Vliegenzwammen groeien veelal in loofbossen, in nauwe associatie (symbiose) met berk, tamme kastanje, eik, beuk, ook wel met den en spar. Ze vormen een ectomycorrhiza, wat betekent dat het mycelium niet binnendringt in de wortels van de boom, maar de haarwortels aan de buitenkant omgeeft. De bekendste verschijningsvorm van de vliegenzwam is een donkerrode hoed met witte stippen. De witte stippen zijn restanten van het algeheel omhulsel (velum universale) waarin de paddenstoel 'opgesloten' zat, voordat hij uit de grond omhoog kwam. Deze spoelen bij regenachtig weer vrij snel van de hoed. De hoed wordt 5–15 cm breed. Het vlees, de plaatjes en de sporen zijn wit. De sporen zijn elliptisch van vorm (9-12 µm bij 6-9 µm) en niet amyloïd. Op de witte steel zit meestal een duidelijke ring en aan de onderkant een (vlokkige) beurs. Vliegenzwammen kunnen voorkomen vanaf juli tot en met de late herfst, met een hoogtepunt rond eind augustus tot midden september.
De Gewone krulzoom is een algemene paddenstoel, behalve in de noordelijke helft van Noord-Holland, komt vaak in groepen voor maar is ook regelmatig alleenstaand te vinden. De hoed is vaak fluwelig en de (gestreepte) rand is ingerold. De paddenstoel is vrij groot en komt voor in de buurt van verschillende soorten loof- en naaldbomen, met name bij berken en sparen. De soort verschijnt in mei en is tot in de winter aan te treffen. De paddenstoel is niet kieskeurig voor zijn standplaats en kan aangetroffen worden op vochtige en droge grond en dit mag zand, veen, leem maar ook klei bodem zijn. De lamellen zijn geel tot bruin en bij jonge exemplaren kleuren deze donker bij kneuzing. Het lijkt vaak alsof de scheve steel iets van het midden van de hoed aangehecht is.
Links; Schubbige fopzwam, rechts; de Gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum, synoniem: Scleroderma aurantium)
De schubbige fopzwam is een vrij kleine paddenstoel (hoeddiameter 1 tot 7 cm) die als mycorrhizapartner groeit bij jonge naaldbomen en bij jonge berken, vooral op zure grond, soms tussen veenmos. De hoed is vleeskleurig (rood- of bruinachtig) en bedekt met fijne schubjes. Bij veroudering bleekt hij uit. De hoed van jonge vruchtlichamen is vorm, hol, voorzien van lichte lengtevezels en aan de basis witviltig. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk crèmekleurig of bleekrose, later roodachtig of roodbruin. Ze staan ver uiteen en er staan kortere lamellen tussenin. Net als bij de gewone fopzwam zijn de sporen wit, wat men vanwege de bruine plaatjes niet zou verwachten.
De gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum, synoniem: Scleroderma aurantium) is een schimmel uit de familie Sclerodermataceae. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 5-10 cm en is half bol- of knolvormig, maar vaak afgeplat aan de bovenkant. Het oppervlak is ruw door hoekige schubjes. De kleur varieert van geelachtig tot okerkleurig. Snijdt men het vruchtlichaam door, dan blijkt er een dikke, witachtige schil, het peridium, te zijn met vaak een roze waas. Daarbinnen zit de purperzwarte sporenmassa. Deze bovist heeft geen steel of slechts een korte, steelachtige basis. De kostgangerboleet komt als parasiet voor op de aardappelbovist.
Met een omgedraaide balhoofdkop en een statief waar dat mogelijk mee is kun je laag aan de grond werken.
Onder donkere omstandigheden is het even zo goed fotograferen als met goed licht. Het besten is fotograferen bij indirect licht of sluierbewolking. Gebruik een zo laag mogelijke ISO waarde. Kies een diafragma met, of een mooi bouke, of voor voldoende scherptediepte. Met een mooi bouke benadruk je het onderwerp. de achtergrond is dan onscherp tot volledig wazig. Het onderwerp springt er dan uit. Gebruik dan een laag diafragma.
Staat er een groep met paddenstoelen, dan kan het zijn dat je een grotere scherptediepte wilt om de groep (vrijwel) geheel scherp te krijgen. Dan kies je voor veel scherptediepte. Een hoog diafragma is dan noodzakelijk. Om het onderwerp goed te kunnen belichten is een lang(ere) sluitertijd noodzakelijk. Als je een goed statief gebruikt zijn sluitertijden van een paar seconden geen probleem. In dit geval; een paddenstoel beweegt niet, dus lange sluitertijden geven geen bewegingsonscherpte. Om de camera niet te bewegen bij het afdrukken van de ontspanknop kun je, of een elektrische draadontspanner gebruiken, of je maakt gebruik van de tijdontspanner. Na een tijdvertraging van 5 seconden is de camera al trillingsvrij.