Een ochtendwandeling op de Neterselse Heide leverde weer mooie plaatjes op van, in dit geval, de Kleine zonnedauw. De Kleine zonnedauw is een klein vleesetend plantje dat op moerassigen heide- en veengrond voor komt. De kleine zonnedauw is een kensoort voor de associatie van moeraswolfsklauw en snavelbies.
De kleine zonnedauw (Drosera intermedia) is een overblijvende, vleesetende plant uit de zonnedauwfamilie (Droseraceae). De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend maar sterk afgenomen. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. De plant komt van nature op het noordelijk halfrond voor in Europa en het oosten van Noord-Amerika.
De plant wordt 2-10 cm hoog en vormt een bladrozet. De langgesteelde bladeren zijn opstaand en omgekeerd eirond. Op de bladeren zitten talrijke, kleverige, klierweefsel bevattende, haardunne tentakels. Hiermee vangt de plant kleine insecten, zoals soorten uit de familie Simuliidae. Het blad rolt om het insect heen en scheidt verteringsenzymen uit. De hierbij vrijkomende voedingsstoffen (onder meer stikstof) wordt door de plant opgenomen.
De plant loopt in het voorjaar uit en bloeit in juli en augustus met drie tot acht witte bloemen. De bloeiwijze is een schicht. De plant is zowel een zelfbestuiver als een kruisbestuiver. De doosvrucht is gegroefd en bevat zeer veel, kleine zaadjes. In de vroege herfst gaat de plant in winterrust.
De kleine zonnedauw komt voor op stikstofarme, natte, zure heidevelden en veengrond. Door de toename van stikstof in het grondwater is het toch bijzonder dat de Kleine zonnedauw op de Neterselse Heide voor komt. De plantjes staan overigens wel op de afgeplagde delen van de heide.