Links: een groepje meeuwen, rechts: het bleken Stormeeuwen en Kokmeeuw in winterkleed
Op een afstand een groepje meeuwen, maar dichter bij bleken het geen gewone meeuwen, maar Stormmeeuwen en Kokmeeuwen te zijn. Als je en rondje wandelt en goed uit je ogen kijkt, merk je dat er vaak zeldzame vogels te zien zijn. Vandaag zaten er Stormmeeuwen op het met ijs bedekte Beleven.
Stormvogels lijken enigszins op zilvermeeuw, maar de kop is ronder dan die van een zilvermeeuw en de Europese vogels hebben een oog met een donkere iris, daardoor lijkt de stormmeeuw "vriendelijker" dan de zilvermeeuw met zijn lichtgele iris ("gemene ogen"). Bovendien is de stormmeeuw met zijn 38 tot 44 cm lengte gemiddeld bijna 20 cm kleiner dan de zilvermeeuw. Aan de hand van deze kenmerken zijn deze soorten goed van elkaar te onderscheiden.
De Kokmeeuw is een kleine meeuw. In de winter lijkt de koptekening op een een koptelefoontje, in de zomer wordt de kop van de volwassen vogel chocoladebruin. Verder is de Kokmeeuw lichtgrijs van boven, de voorvleugel is wit van boven, de handvleugel is van onderen donker leigrijs. De kokmeeuw is in aantal sterk afgenomen, maar nog steeds talrijk in Nederland. Noordelijke populaties trekken, de meer zuidelijkere populaties zijn voornamelijk standvogel of zwerven. In Nederland tref je 's winters veel Finse, Zweedse en Baltische kokmeeuwen aan en komen hier al vanaf de zomer aan. Een deel van de Scandinavische en Baltische vogels trekt door naar West-Afrika, deel overwinteren deze in Groot-Brittannië. De meeste overwinteraars vindt je in Spanje afkomstig uit Frankrijk en België, maar ook uit allerlei andere landen in Noord-Europa. De voorjaarstrek bigind vanaf februari en duurt tot in april.
Een nog springleven de, en een dode Blauwe reiger, gevangen in het ijs.
Spreeuwen in de boomtoppen, samen is het veiliger. Reeën rende het beschutte bos in.
Een paraglider vliegt nog net langs het Beleven, zonder de ganzen op te schrikken.