vrijdag 16 december 2016

Het kleine vlugge Goudhaantje

Vaak liep op het Beleven in Reusel langs de Dennenbomen waar ik de Goudhaantjes al eens had gezien en er al eens een paar foto's van maakten. Je moet erg goed opletten om het kleinste vogeltje van Europa op te merken. Als het Goudhaantje toevallig achter een klein takje of een dennenappel verscholen zit merk je hem niet op. Vanmiddag was het weer zover. Omdat de zon weer scheen ben ik met de fotocamera op pad gegaan in de hoop op succes. Je wilt natuurlijk altijd 'de' mooiste foto te maken, maar je moet al tevreden zijn als je het vogeltje in de lens krijgt, en dan nog eens van voren ook.

Het Goudhaantje, hoog in een dennenboom.

Het Goudhaantje is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en dennen. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen.

Hun aanwezigheid wordt meestal verraden door hun liedje of roepjes van hoge tonen; ‘zrie-zrie-zrie’. Door de hoge tonen zijn ze helaas minder goed te horen voor oudere mensen waarbij het gehoor wat achteruit is gegaan. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.


Het is een klein, mosgroen vogeltje met een opvallende gele kruinstreep met zwarte zijbanen. Wat ook opvalt is het zwarte kraaloog in een witgrijs gezicht. Ze vliegen vaak rusteloos door het (naald)bos, af en toe stil hangend. Het mannetje kenmerkt zich door een duidelijke felle oranje veeg in de gele kruinstreep.

Het leefgebied is het naaldbos, in dennenbomen en in het bijzonder sparrenbos. Echter in de trektijd en in de winter zijn goudhaantjes minder kieskeurig en kunnen ze opduiken in elk willekeurig bosje, zeker als ze moe zijn. Druk heen en weer springend en fladderend zijn ze op zoek naar geleedpotigen. Over het algemeen aangepast aan kleine soorten zoals springstaarten (Collembola), bladluizen (Aphidoidea), kleine motten (Lepidoptera) en kleine spinnetjes (Araneae).