Vandaag geen Vuurgoudhaantje, maar het Goudhaantje. Het Vuurgoudhaantje heeft een zwarte streep over de oogstreek en is feller gekleurd.
Het vuurgoudhaantje lijkt op een goudhaan, maar met nog fellere kleuren. De kruin- en zijkruinstrepen zijn ongeveer gelijk, maar de vuurgoudhaan heeft een contrasterende witte wenkbrauwstreep en daaronder een gitzwarte oogstreep door het oog heen. Dit geeft aan de kop van dit bijzonder kleine vogeltje een vurig uiterlijk. Het mannetje heeft in plaats van geel een geheel fel oranje kruinstreep. Maar naast het verschil in uiterlijk maken zang, biotoop, trekgedrag en leefwijze hem eigenlijk tot een totaal andere vogel.
Het goudhaantje is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en sparren. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen. Hun aanwezigheid wordt meestal verraden door hun liedje of roepjes van hoge tonen; ‘zrie-zrie-zrie’. Door de hoge tonen zijn ze helaas minder goed te horen voor oudere mensen waarbij het gehoor wat achteruit is gegaan. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.
Het goudhaantje zoek je bij voorkeur in naaldbos, in het bijzonder sparrenbos. Echter in de trektijd en in de winter zijn goudhaantjes minder kieskeurig en kunnen ze opduiken in elk willekeurig bosje, zeker als ze moe zijn. De vogel heeft een tere snavel met een neusopening die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is. Ze eeten o.a. springstaarten (Collembola), bladluizen (Aphidoidea), kleine motten (Lepidoptera) en kleine spinnetjes (Araneae).
Nog zo'n klein vogeltje, de tjiftjaf. Qua uiterlijk lijkt hij sterk op de fitis, maar bevindt zich vaker in hoger bos. De tjiftjaf heeft donkere poten en kortere vleugels. Hij vliegt rusteloos door de vegetatie en slaat tijdens het voedsel zoeken langzaam met zijn staart. Een fitis doet dit nooit.
De tjiftjaf is een kleine, onopvallend bruingeelgroen gekleurde vogel. In het voorjaar en de vroege zomer bijna overal horen. De tjiftjaf is (vooral) een bosvogel die houdt van een rijke ondergroei; veel struikgewas en lage bomen. Wordt in uiterlijk vaak verward met de fitis, maar door het herhaald roepen van zijn eigen 'tjif-tjaf' is snel duidelijk welke van de twee het is. De tjiftjaf is vooral te herkennen aan zijn zang. Hij roept zijn eigen naam. Qua uiterlijk lijkt hij sterk op de fitis, maar bevindt zich vaker in hoger bos. De tjiftjaf heeft donkere poten en kortere vleugels. Hij vliegt rusteloos door de vegetatie en slaat tijdens het voedsel zoeken langzaam met zijn staart. Een fitis doet dit nooit.
Trekt grotendeels weg van begin augustus tot medio oktober naar het zuiden om in Spanje en Portugal of Noord-Afrika, vooral Marokko, te overwinteren. Trekt vooral 's nachts. In Europa trekt het vrouwtje verder zuidwaarts dan het mannetje. Gaat tussen april en half mei weer terug naar het broedgebied.
Roodborst.
Roodborsten zijn vaak erg nieuwsgierig en goed van vertrouwen. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetje als vrouwtje daarentegen heel agressief en verdedigen zomers en 's winter fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Meestal maken ze hun nesten goed verborgen op de grond. De jongen hebben overigens nog geen rode borst. Het kleine bruine vogeltje met kenmerkende oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Leeft buiten de broedperiode solitair. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt.
De roodborst leeft in niet al te jonge bossen, tuinen, parken en kleinschalige landschappen en in stads- en dorpstuinen.