De juveniel Bermpjes in de Groote Beerze
Het Bermpje prefereert ondiep stromend water met voldoende dekking in de vorm van stenen, takken en planten. In Nederland komt Bermpje voornamelijk voor op de zandgronden. Beken vormen hier het belangrijkste leefgebied maar ook in vaarten en sloten waar sprake is van enige stroming wordt de soort aangetroffen. Het voedsel bestaat uit bodembewonende ongewervelden die met behulp van de bekdraden worden gevonden.
De kop is enigszins afgeplat met een naar beneden gerichte bek met zes bekdraden: vier op de bovenlip en twee in de mondhoeken. De huid is glad zonder zichtbare schubben met een donker- tot bruine kleur met onregelmatige donkere vlekken op de flanken. De soort kan een lengte van circa 20 centimeter bereiken maar blijft meestal kleiner. De grote en de kleine modderkruiper vertonen gelijkenis met het Bermpje. Grote modderkruiper heeft tien bekdraden. Kleine modderkruiper heeft een stekel onder het oog en een regelmatig vlekkenpatroon.
Het Bermpje is vrij algemeen in Nederland ten oosten van de lijn Bergen op Zoom-Groningen. De verslechtering van de waterkwaliteit en het normaliseren van beeksystemen zorgde in de tweede helft van de 20e eeuw voor een afname. Door de verbeterde waterkwaliteit en beekherstelprojecten komt de soort in veel beeksystemen tegenwoordig weer algemeen voor. Hoewel het Bermpje niet door beroeps- of sportvissers bevist wordt, is deze op 1 juli 2010 opgenomen in de Visserijwet zonder beperkingen.