Het Pijpenstrootje is een waardplant (of gastheer) voor de rupsen van de kleine hageheld, rietvink, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, boserebia, blauwoogvlinder en de witstipgrasuil. Maar door de toename van fosfaten in het grondwater is het Pijpenstrootje een ware kwelgeest voor het natuurbeheer. Het woekert maar voort en verdringt de heide. Er zijn pogingen gedaan om het af te laten grazen door koeien, maar die laten de helft of meer staan. Schapen grazen wel alles kaal, ook de heideplanten, waardoor de heideplanten verjongen. Maar in het voorjaar begint de strijd tussen de heideplanten en het Pijpenstrootje weer opnieuw. Omdat het Pijpenstrootje veel harder groeit als de heide delft de heide steeds weer het onderspit.
Afplaggen is de methode die al op meerdere plaatsen is toegepast. Op een aantal plaatsen is de heide weer teruggekeerd na het afplaggen. Op de Neterselse Heide zijn er de afgelopen weken op diverse plaatsen stroken afgeplagd. Daarbij is ook de waterafvoer afgeknepen. Daarbij zijn ook diverse slootjes binnen het gebied afgesloten of gedicht. De tactiek is vernatting. Het pijpenstrootje vindt dat niet leuk, terwijl de heide goed kan gedijen in een natte omgeving.
Het Pijpenstrootje komt alleen voor in gebieden die te veel zijn verdroogd en waar de grondwaterstanden erg wisselen. Eventuele aanpak van pijpenstrootje zal dus in eerste instantie moeten gebeuren via bestrijding van de oorzaak waarvan pijpenstrootje een symptoom is. Dus vernatten. Het nadeel hiervan kan zijn dat daarbij ook sommige dier- en plantensoorten zullen verdwijnen. Het gentiaanblauwtje bijvoorbeeld verzuipt bij hogere waterstanden.
Plaggen geeft sneller resultaat
De meest rigoureuze methode is plaggen. Daarmee is Pijpenstrootje voor vele jaren verslagen. Als vernatting gecombineerd wordt met afplaggen zal de heide sneller terugkeren. De toplaag met de beworteling van het Pijpenstrootje is dan weg en de oude resten van de heideplanten die na al die jaren nog in de bodem zitten krijgen weer kans op herstel.
De afgegraven toplaag is op de Neterselse Heide als heuvelruggen opgeslagen. Op een van de plaatsen is de heuvel vrij steil en glad afgewerkt. Doordat er voor die heuvel plaats gemaakt is voor een grote waterplas biedt het plaats voor de Oeverzwaluw. Het water moet roofdieren weghouden van Oeverzwaluw broedplaatsen.
Met de zoden die afgeplagd zijn zijn een aarde wallen gemaakt
Meer en meer natte stukken vormen zich door de beperkte waterafvoer
De watermeetputten zijn van Provincie Noord Brabant
Al dit water dat uit de landbouwgebieden komt stroomt de Neterselse Heide in.