woensdag 15 februari 2017

Vink, Groenling, Sijs en Boompieper

Vinken en Groenlingen zijn familiegenoten, dat berijpt vrijwel iedereen. De bijnaam van de groenling, de Groenvink, laat geen twijfel over. Maar Sijsjes, Putters, keepen en kneuen zijn ook vinkachtige.

Een koppeltje Groenlinen.

De groenling, groenvink of groninger (Chloris chloris synoniem:Carduelis chloris) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen (Fringillidae). De vogel eet vooral zaden.

Links de Groenvink of Groenling, rechts een Vink

De vink (Fringilla coelebs), ook wel boekvink, botvink of charlotte genoemd, is een zangvogel. In de lage landen is hij de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige. Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.

Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.

Links de Sijs, rechts de Boompieper

De sijs (Spinus spinus synoniem: Carduelis spinus) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen. In Nederland was de sijs vooral een wintergast, maar sinds de tweede helft van de 20ste eeuw broedt hij ook in Nederland. Iedere winter vertoeven er flinke aantallen sijzen in Nederland. Sijzen zijn zowel polder- als bosvogels. In polders vind je ze vooral in elzensingels, vaak samen met putters. Daar doen ze zich tegoed aan elzenzaad. Acrobatisch hangend aan de ‘proppen’ laten ze zich dan goed bekijken. Op zonnige winterdagen zingen de sijzen in koor. Als ze besluiten te broeden – en dat kan al in februari zijn – geven de mannetjessijzen zich over aan vlinderachtige baltsvluchten onder gezang dat vol zit met imitaties van andere vogels. Ze broeden in wisselende aantallen in ons land, op basis van instroom uit het oosten.

De boompieper (Anthus trivialis) is een insectenetende zangvogel uit de familie piepers en kwikstaarten (Motacillidae). De boompieper leeft graag aan de rand van bossen en open plekken. Moerassen zijn zeer geliefd, maar ook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen worden volop bewoond door boompiepers. In tegenstelling tot graspiepers gaan boompiepers vaak in een boom zitten. Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.