De Grote Zilverreiger tuurt de waterkanten af, op zoek vaar vis
De naam Beerze werd al in 1545 gebruikt door keizer Karel V en is vermoedelijk afgeleid van berne (bron) of barne (branden). Barne verwijst naar de aanwezigheid van veen (turf), dat vroeger dienstdeed als brandstof voor de kachel. Het veen werd gevormd in de laaggelegen gebieden rond de beek. De Groote Beerze ontstaat in de Bladelse Pals uit de Aa of Goorloop. De Goorloop ontspringt aan de Nederlands-Belgische grens in de Pielis ten zuidwesten van Luyksgestel. Het kleinere Dalemstroompje dat in de Hapertse Cartierheide ontstaat mond bij Hapert en Bladel uit in de Goorloop. Bij het passeren van Goorland (een verbindingsweg van Hapert naar Bladel ten zuiden van de N284) krijgt de inmiddels rivier geworden beek de naam Groote Beerze.
De Groote Beerze krijgt tussen Netersel en het buitengebied van Casteren en Westelbeers een meanderend karakter, met veel riet en kreupelhout langs de oever, maar op enkele plaatsen ook midden in de rivier.
Boven; rietkragen langs de oevers, op de onderste vier foto's; de reiger komt uit de waterkant en gaat de weide op en vliegt vervolgens weg.
De Grote zilverreiger is van oorsprong een vogel uit het oostelijke, mediterrane gebied. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze hagelwitte reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland en Belgiƫ. In de broedtijd is de grote zilverreiger vaak te vinden in rietmoerassen en ooibossen. In de winter is hij in Nederland op veel meer plekken te zien, als de vogels uit zuid- en Oost-Europa hier komen overwinteren. Dan gebruiken ze voedselrijke weilanden en sloten om te foerageren.
Het voedsel is zeer divers, voornamelijk vis, maar ook kikkers, muizen, kleine vogels en mollen. Foerageert actiever dan de blauwe reiger op vis in poelen, sloten, beken en andere ondiepere water, soms op muizen in grasland.