De Putter is een vink behoord tot de familie van de vinken..
De putter of distelvink (Carduelis carduelis) is een zangvogel uit de familie der Vinkachtigen. Hij wordt ongeveer 12 centimeter groot. De betekenis van de wetenschappelijke naam is op distels voorkomende vogel. De naam 'putter' heeft de soort gekregen doordat hij vroeger vaak in kooien werd gehouden, waarin de vogel zelf een vingerhoed met water omhoog moest trekken (putten) om te kunnen drinken.
De Sijs is ook een vinkachtige.
De sijs (Spinus spinus synoniem: Carduelis spinus) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen. In Nederland was de sijs vooral een wintergast, maar sinds de tweede helft van de 20ste eeuw broedt hij ook in Nederland.
Iedere winter vertoeven er flinke aantallen sijzen in Nederland. Sijzen zijn zowel polder- als bosvogels. In polders vind je ze vooral in elzensingels, vaak samen met putters. Daar doen ze zich tegoed aan elzenzaad. Acrobatisch hangend aan de ‘proppen’ laten ze zich dan goed bekijken. Op zonnige winterdagen zingen de sijzen in koor. Als ze besluiten te broeden – en dat kan al in februari zijn – geven de mannetjessijzen zich over aan vlinderachtige baltsvluchten onder gezang dat vol zit met imitaties van andere vogels. Ze broeden in wisselende aantallen in ons land, op basis van instroom uit het oosten.
Links: de vink, rechts de Groenling, ook groenvink genoemd.
De vink (Fringilla coelebs), ook wel boekvink, botvink of charlotte genoemd, is een zangvogel. In de lage landen is hij de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige. Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.
De Groenling, groenvink of groninger (Chloris chloris synoniem:Carduelis chloris) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen (Fringillidae). De vogel eet vooral zaden. Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.