Watersnuffel - Volwassen man
De Watersnuffel (Enallagma cyathigerum) is een grote juffer uit de familie van de waterjuffers (Coenagrionidae). De watersnuffel kan waargenomen worden vanaf begin mei tot in oktober meestal bij stilstaand water. De soort kan massaal voorkomen bij zure en voedselarme vennen en op hoogveen. De watersnuffel heeft een lange vliegtijd, van begin mei tot in oktober, met de hoogste aantallen in juni, juli en augustus.
De watersnuffel kan verward worden met andere blauwe juffers, vooral de azuurwaterjuffer en de kanaaljuffer. Het beste kenmerk om de watersnuffel (mannetjes en vrouwtjes) van andere waterjuffers te onderscheiden is de borststuktekening. Op de rug van het borststuk heeft de watersnuffel meer blauw dan zwart, bij de azuurwaterjuffer is dat omgekeerd. Verder is het eerste zwarte figuurtje op het achterlijf bij de watersnuffel paddenstoelvormig, bij de andere soort hoefijzervormig. Ten slotte heeft de watersnuffel op de zijkant van het borststuk één klein zwart streepje in het blauw terwijl alle andere blauwe waterjuffers er twee hebben. Mannetjes azuurwaterjuffer ogen even blauw als de watersnuffel, maar het blauw is iets lichter en het lichaam is slanker.
Watersnuffel - vrouw imago, niet uitgekleurd
De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 29 en 36 mm. De larven zijn vrij klein (20 - 25 mm.), met 6-7 mm lange afgeronde achterlijfaanhangsels (procten) die vaak donkere banden (max. drie) hebben ter hoogte van de nodaallijn. Deze nodaallijn is zonder een duidelijke bocht richting de basis van de proct en hooguit licht S-vormig gebogen. Larvenhuidjes zijn vaak lichtbruin en bijna doorzichtig.
De watersnuffel komt vooral voor op zandgronden bij allerlei stilstaande wateren met relatief veel open water, zoals grote vennen maar ook andere grotere wateren. De grootste dichtheden zijn te vinden bij voedselarme zure vennen en hoogvenen. Grote aantallen watersnuffels zijn hier een indicator voor verzuring. In de duinstreek is de soort algemeen bij matig voedselrijk, helder water in waterwingebieden (infiltratieplassen). Bij andere voedsel- en vegetatierijke wateren is hij zeldzamer, evenals bij zwak stromend water en bij kleine wateren.