dinsdag 12 juni 2018

Familie Knobbelzwaan op de Groote Beerze

Vanmorgen trof ik in Netersel een Knobbelzwaan koppel met jongen aan op de Groote Beerz. Hoewel ze goed benaderbaar waren heb ik de foto's op enige afstand gemekt met de telelens. Zo was ik zeker dat ik ze niet zou verstoren. Dit koppel groede in Hapert op een van de waterbassins van de rioolwaterreiniging. Niet lang nadat de jonge Knobbelzwaantjes uit het ei waren zakte de ouder Knobbelzwanen met de jongen langzaam stroomafwaarts, naar Netersel.


De knobbelzwaan (Cygnus olor) is een van de grote zwanen. De knobbelzwaan kan een spanwijdte van 2,40 meter bereiken en is daarmee de grootste watervogel. Hij is 140 tot 160 cm groot. Met zijn lange nek kan hij ver onder water reiken. Met 10 tot 12 kg behoort de knobbelzwaan tot de zwaarste vliegende dieren. Hij is ongeveer even groot als de wilde zwaan, maar veel groter dan de kleine zwaan. De knobbelzwaan is wit en heeft een oranjerode snavel. De kop en hals hebben een lichtgele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, is zwart. Die voorhoofdsknobbel is bij mannetjes heel opvallend. Ook de poten zijn zwart. De ruglijn is sterk gebogen. De hals wordt bijna altijd in een sierlijke S-vorm gehouden. Die hals heeft het grootste aantal van 26 halswervels van alle vogels. De kop wordt altijd iets omlaag gebogen. De snavel is relatief breed. Er is weinig maar duidelijke seksuele dimorfie (het mannetje en het vrouwtje zien er bijna hetzelfde uit). Het mannetje is groter, hij heeft ook een zwaardere nek. Zoals reeds gezegd heeft het mannetje een knobbel boven de snavel. In de lente zwelt die knobbel aan en de snavel wordt roder.


Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner. Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten en beken in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien. Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.

Broedt van maart-mei. Een nest per jaar met 5-7 eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.