Het vrouwtje van de Grote keizerlibel zette eitjes af in het water van de Groote Beerze.
De grote keizerlibel (Anax imperator) is een libel uit de familie van de Aeshnidae, de glazenmakers. Het is een zeer grote en opvallende libel die algemeen voorkomt. De soort is zeer mobiel en weet nieuwe leefgebieden snel te bereiken. De grote keizerlibel is de grootste vertegenwoordiger van de glazenmakerfamilie. Het is in België en Nederland na de zeer zeldzame gewone bronlibel de grootste libel. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 64 en 84 millimeter. Ook de larve is groot tot zeer groot (45-59 mm), met een lang halsvormig ingesnoerd prementum en ovaalvormige ogen met een licht gebogen achterrand. De vliegtijd van de grote keizerlibel is van half mei tot en met eind oktober, met de grootste aantallen van half juni tot eind augustus.
De habitat van de grote keizerlibel omvat plassen, poelen, vennen, vijvers, sloten en langzaam stromende wateren, bij voorkeur met een voedselrijk, basisch of lemig karakter. De soort komt vaak voor bij grotere plassen of vijvers, maar voortplanting vindt ook plaats bij kleinere plasjes, vennen, (stromende) sloten en kanalen. Voor de geschiktheid van een biotoop lijkt bepalend dat het water relatief snel opwarmt en voldoende ruimte biedt voor de vrij grote territoria van de mannetjes.
Het borststuk van de libel is vrijwel egaal groen zonder schouderstrepen. De tekening op het voorhoofd bestaat uit een zwart vijfhoekje en een zwarte streep, met daartussen een blauwe lijn. Het mannetje heeft een hemelsblauw achterlijf met aan de bovenzijde een zwarte lengtestreep. De ogen zijn groen met een blauwe tint. Het vrouwtje heeft een groen achterlijf (soms flets blauw), met een brede donkerbruine lengtestreep. Bij jonge vrouwtjes kan de groene kleur op borststuk en achterlijf bruinig worden. De ogen zijn groen, vaak met een bruine tint. De vleugels hebben vaak een lichte bruine beroking, op beide helften van de vleugels. Pas uitgeslopen dieren van beide geslachten hebben een gelig achterlijf.
Jonge larven leven tussen ondergedoken waterplanten, dicht bij het wateroppervlak. Oudere larven kunnen ook op ander plaatsen in ondiep water worden aangetroffen. De larven overwinteren één of twee keer. De larven die een tweede winter doorbrengen doen dit als volgroeide larve, waardoor ze al in mei in een korte periode kunnen uitsluipen. De larven die na één winter al uitsluipen doen dit later en verspreid over een langere periode: juni tot en met eind augustus. De mannetjes patrouilleren langdurig boven het water en de oever, waarbij ze hun achterlijf kenmerkend licht gebogen houden. Andere grote libellen worden verjaagd. Net als andere glazenmakers maken grote keizerlibellen lange jachtvluchten op beschutte plaatsen, zoals bosranden, heidevelden, enz. Soms worden daarbij grote prooien gegrepen, waaronder vlinders en andere libellen. De paring vindt meestal plaats in een boom. In tegenstelling tot andere keizerlibellen zet het vrouwtje daarna solitair de eitjes af, meestal in drijvend plantenmateriaal. Vaak gebeurt dit aan het einde van de middag.
De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2009, de trend van de populatie is volgens de IUCN stabiel.[1] De zuidelijke keizerlibel komt niet voor op de Nederlandse Rode Lijst (2004). Op de Belgische Rode Lijst (1998) geldt hij als niet bedreigd.