De ijsvogel man, statig en wakend over het nest van het ijsvogelpaar. (een van mijn foto's uit 2016)
Na écht koude winters kun je steevast een daling van het aantal broedparen van IJsvogels verwachten (o.a. '95/96, '08/09). De IJsvogel, een uitgesproken standvogel en afhankelijk van open viswater, kan erg slecht tegen een periode met vorst. Eind februari en begin maart 2018 lag veel viswater dicht en hadden de IJsvogels ook nog eens te maken met een krachtige oostenwind. Ze hebben toen massaal het loodje gelegd.
Voorlopige resultaten uit BMP-gebieden
Om gedurende het broedseizoen al een indruk te krijgen van de afname van de IJsvogel, bekeken we de resultaten uit een steekproef van BMP-gebieden waar in 2017 of 2018 tijdens minimaal drie bezoeken voor 28 mei minstens één IJsvogel werd geteld (n=97). In bijna de helft van de gebieden waarin 2017 een IJsvogel werd aangetroffen, bleek de soort in 2018 nog afwezig. Dat is een stevige indicatie voor een forse afname.
Gooi- en Vechtstreek
Minstens zo stevig is het bericht van ijsvogelexpert Jelle Harder. Hij monitort al jaren het aantal broedparen op geschikte broedplaatsen met zijn werkgroep in de Gooi- en Vechtstreek. Harder meldt een afname van 75-80%. Als dit beeld representatief is voor de rest van Nederland, dan zouden er van 1150-1350 broedparen (landelijke schatting 2016) nog maar circa 300 over zijn. Jaarlijks maakt Sovon na het broedseizoen een populatieschatting op basis van honderden gebiedstellingen.
Is dit erg?
Nee, dit gebeurt in de natuur. De IJsvogelpopulatie kan in jaren met zachte winters enorm snel groeien. Dat komt doordat ze per jaar twee of drie legsels groot kunnen brengen en héél soms zelfs vier. Dit vermogen om véél jongen te produceren zorgt voor een veerkrachtige populatie. Dat is te zien in de langjarige trend (figuur 1).