zondag 24 juni 2018

Van Koevinkjes, Eikenpages tot grasmotten

Tijdens mijn wandeling, vanmorgen over de Neterselse Heide, zag ik twee koevinkjes en een Eikenpage. De eikenpage zag ik twee weken geleden ook al in Netersel, toen nabij de Groote Beerze. Verder een Akkerhommel die een Wollige distelsnuitkever vestoorden op een distelbloem, een Gewone grasmod en een Bruine Slakkendodende Vlieg.

Boven; twee Koevinkjes, daaronder; twee Eikenpages.

Het koevinkje (Aphantopus hyperantus) is een vlinder uit de onderfamilie Satyrinae, de zandoogjes en erebia's. Het is een zeer donkere vlinder. Het mannetje is bijna zwart, het vrouwtje is lichter van kleur en daardoor zijn de oogvlekken bij haar beter te zien. Het duidelijkst zijn de oogvlekken waar te nemen aan de onderzijde van de vleugels.

De Eikenpage (Favonius quercus, ook wel in de geslachten Quercusia en Neozephyrus geplaatst) is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes. De spanwijdte varieert tussen de 28 en 34 millimeter. De bovenkant van de vleugels van de mannetjes is iriserend blauw op een bruine basiskleur, bij de vrouwtjes ontbreekt de irisatie grotendeels, slechts twee kleine vlekken op de voorvleugels zijn iriserend blauw. De waardplant van de vlinder is de eik.

De Akkerhommel is veel groter als de Wollige distelsnuitkever

De akkerhommel (Bombus pascuorum) is een algemene soort in Nederland en Belgiƫ. De hommel heeft een oranje-bruin gekleurd borststuk en een bruin- tot geelrood gekleurde achterlijfspunt. Deze hommel is zeer vriendelijk en zal niet gauw steken. Mannetjes van de akkerhommel zijn makkelijk te herkennen aan hun gelobde antennen. De akkerhommel is vaak onregelmatig en dun behaard, heeft een middellange tong en is te vinden op vele plantensoorten onder andere heide, distel en smeerwortel. Het nest zit meestal onder de grond in oude muizennesten, maar de soort nestelt ook bovengronds onder mos, in graspollen, composthopen, in vogelnesten en soms in nestkastjes. Een volgroeide kolonie van de akkerhommel bestaat uit zo'n 60 tot 200 werksters. De koningin is 18-22 mm, de werkster 9-15 mm en het mannetje 12-14 mm lang. De spanwijdte van de koningin is 32 mm. De nestzoekende koninginnen zijn te zien van begin maart tot midden mei, de werksters van begin mei tot half oktober en de jonge koninginnen en mannetjes van half augustus tot eind oktober.

Links; de Strontvlieg - Scathophaga stercoraria, rechts; de Gewone grasmot - Chrysoteuchia culmella.

De strontvlieg (Scathophaga stercoraria) is een insect uit de familie drekvliegen (Scathophagidae). Andere namen zijn ook wel gele strontvlieg of drekvlieg. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1758 door Linnaeus. Deze 5 tot 10 millimeter lange vlieg is bruingeel tot oranje van kleur, de vrouwtjes zijn vaak meer grijs of groen. De vlieg heeft aan de onderzijde een gele, dichte en korte beharing, en op de bovenzijde en de poten een langere, zwarte beharing. De ogen zijn rood en kenmerkend zijn de tasters die erg kort zijn maar recht naar voren steken.

De gewone grasmot (Chrysoteuchia culmella) is een vlinder uit de familie grasmotten (Crambidae). De spanwijdte bedraagt tussen de 18 en 24 millimeter. Verschillende grassoorten worden als waardplant gebruikt door de rups. De vliegtijd voor deze in Nederland en Belgiƫ algemeen voorkomende vlinder is juni en juli.