zondag 10 juni 2018

Bosbeekjuffer - Calopteryx virgo

Afgelopen vrijdag fotografeerde ik in Netersel de Weidebeekjuffer langs de oevers van de Groote Beerze. Vanmorgen trof in in de Reuselse Moeren de Bosbeekjuffer. De Bosbeekjuffer is veel zeldzamer als de weidebeek variant. De twee soorten zijn te onderscheiden door de kleurbezetting van de vleugels. De Bosbeekjuffer man heeft vleugels die vrijwel volledig zwart met een blauwe glans gekleurd zijn. bij de Weidebeekjuffer man is dat een blauwe vlek die maar een deel van de vleugel kleurt.

Bij de bosbeekjuffer man zijn de vleugels volledig donkerblauw gekleurd.

De bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) is een 45 tot 49 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in vrijwel heel Europa voorkomt. Het is een kenmerkende soort voor natuurlijke, langzaam stromende (bos)beken met een heel goede kwaliteit van het water. Door het verdwijnen van dit biotoop is de soort in Nederland sterk achteruitgegaan en staat dan ook op de Nederlandse Rode lijst (libellen) als bedreigd. Bosbeekjuffers zijn forse juffers met zeer brede vleugels en een dicht netwerk van vleugeladers. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en vrijwel geheel zwarte vleugels met een blauwe glans. Alleen de uiterste top en uiterste basis van de vleugels zijn lichter getint. Pterostigma's ontbreken. De onderkant van de achterlijfspunt is roodbruin gekleurd. De vrouwtjes hebben een groen tot bruin metaalglanzend lichaam. De vleugels zijn egaal van kleur, groenbruin tot bruin getint, met een wit pterostigma waarin de vleugeladers doorlopen (pseudopterostigma).

De linker rij; de Bosbeekjuffer man, de rechter rij; de Bosbeekjuffer vrouw.

De lichaamslengte van volwassen dieren is 45-49 mm. De larven hebben een lengte van 23-34 mm, waarvan de achterlijfsaanhangsels (procten) 6-11 mm lang zijn. Het vangmasker (prementum) heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening. De larvenhuidjes zijn variabel van kleur; door aangekoekt bodemmateriaal is vaak de hoofdader in de procten moeilijk te onderscheiden. Mede door hun leefomgeving zijn de huidjes moeilijk te vinden.

De habitat bestaat uit bovenlopen (soms middenlopen) van beschaduwde, koude en zuurstofrijke beken, die gekenmerkt worden door een natuurlijke morfologie. Belangrijke factoren zijn de diversiteit van de omgeving van de beek en natuurlijke fysische processen als erosie en sedimentatie. Een grote variatie in stroomsnelheid is kenmerkend, meestal veroorzaakt door meanders en natuurlijke obstakels in de beek. De beken zijn grotendeels beschaduwd en arm aan waterplanten, maar enkele zonnige plekken met waterplanten zijn eveneens aanwezig. De oevers zijn begroeid met bomen, struiken en ruigtekruiden, die door bosbeekjuffers als zitplaatsen worden benut. Het omringende landschap is vaak gevarieerd, met bosjes, hooilanden, struwelen, houtwallen en ruigten. In dergelijke ‘ouderwetse’ landschappen met een weinig intensief landgebruik is de waterkwaliteit vaak goed.