De populatie Dodaars op het Beleven is dit jaar afgenomen ten opzichten van andere jaren. Nou is de populatie vogels in het algemeen dit jaar gedaald ten opzichten van andere jaren, maar de leefmogelijkheden op het Beleven zijn waarschijnlijk ook afgenomen door de aanwezigheid van de Schotse Hooglanders. Deze koeien gaan met warm weer in het water staan om warmte kwijt te raken en laten hun behoefte daar ook in het water achter. Daardoor wordt het water troebel. En dat is een probleem voor de Dodaars, die een zichtduiker is. Zonder voldoende zicht kan de Dodaars niet goed op visjes jagen en zoekt andere oorden op waar wel helder water is.
Brabants Landschap, de eigenaar en beheerder van het Beleven, is daar op gewezen en zou er zorg voor dragen dar de koeien door hun eigenaar uit het gebied worden verwijderd. Na herhaalde oproepen is dat nog steeds niet gebeurd.
De dodaars is een kleine, gedrongen watervogel, kleiner dan een waterhoen. Hij is te herkennen aan het vuilwitte 'poederdons' op het achterlichaam, waaraan het dier zijn naam ("dodde-aars") te danken heeft. De dodaars is de kleinste fuut van Europa. Mannetje en vrouwtje zijn in uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. De snavel is zwart met een lichte punt. In de mondhoek bevindt zich een opvallende vlek, die in de zomer opvallend groengeel van kleur is, 's winters lichter. De ogen zijn roodbruin van kleur, de poten groen. Het zomerkleed is donkerbruin met een kastanjebruine oorstreek en voorhals. De kruin is zwart. De dodaars wordt 23 tot 29 cm lang en 125 tot 225 gram zwaar. De vleugelspanwijdte is 40 tot 45 cm.
Geluid
De dodaars kent verschillende hoge roepen, dat klinkt als bit, bit, bit (bij verstoring) of bie-iep. Dit wordt vaak versneld tot een verdragende, hinnikende triller, biebiebiebiebie, dat kan worden verward met de roep van een vrouwelijke koekoek. Dit is vooral in het voorjaar te horen als duet tussen mannetje en vrouwtje, bij de balts of om het territorium te markeren.
In Nederland is het een vrij schaarse broedvogel, met zo'n 1800 tot 2500 broedparen tussen 1998 en 2000. Hij ontbreekt alleen in de allerdroogste delen, zoals op de Veluwe. Het zijn over het algemeen standvogels, maar bij strenge winters zoeken zij ijsvrije wateren op, waarbij ze vooral te vinden zijn in de brakke wateren van de Zeeuwse delta.