donderdag 4 april 2019

Tuinvogels in het voorjaar

Het zijn allemaal vogels die in de tuinen voorkomen, de Roodborst, Heggenmus en de Kool- en Pimpelmees. Iedereen met een tuin kent ze wel, of het zou de Heggenmus kunnen zijn die niet overal opgemerkt wordt. Niet omdat deze vogel daar niet voor komt, maar meer omdat deze zich niet zo opzichtig laat zien.

De bekende Roodborst. Dominant en zeker niet bang.

De roodborst (Erithacus Rubecula) heeft vrij lange poten en een kenmerkende oranje-rode keel en borst, vandaar de naam roodborst. Zijn bovenzijde is bruin en zijn buik vuil wit. Verder heeft hij grote donkere ogen. Hij heeft een rechtopstaande zithouding. Het juveniel is geheel gevlekt en bij hem ontbreekt de rode keel. In het najaar ziet hij eruit als een adult. Het 16 tot 22 gram wegende vogeltje wordt 14 cm groot en heeft een spanwijdte van 22 cm. Het is een zeer algemene en wijdverspreide broedvogel in bossen, bosschages, parken en tuinen. Ook zijn ze nog tot hoog in de bergen te vinden. De roodborst wordt meestal als individu gezien en maar zelden in groepjes.

De Heggenmus, een vogel die geen mus is, maar een eigen soorten groep vertegenwoordigd.

De heggenmus heeft een onopvallend bruingrijs verenkleed. De tekening van de rug lijkt veel op die van een huismus, waarbij de heggenmus vooral te herkennen is aan de blauwgrijze kop en borst en de spitse snavel. Is vaak op de grond te vinden, waar heggenmussen als een muis op zoek zijn naar voedsel. In het voorjaar zingt het mannetje al vroeg vanaf de top van een struik of boom.

De Koolmees is de grootste mees in ons land.

In Nederland kennen we de Koolmees, Pimpelmees, Zwarte mees, Kuifmees, Buidelmees en Staartmees. De Koolmees en de Pimpelmees zien we het meest in onze tuinen. De andere blijven het meest in de bossen of in parken, tenzij je en grote tuin hebt met wat grotere bomen. De koolmees (Parus major) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). Volwassen koolmezen zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar. De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot. De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto. De zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets zachter dan die van de pimpelmees. De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.

Volwassen pimpelmezen halen de 12 cm. Koolmezen 14 cm.

De pimpelmees (Cyanistes caeruleus, vroeger Parus caeruleus) is een mees die in vrijwel heel Europa regelmatig voorkomt. Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen. Het zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. In Nederland neemt het aantal pimpelmezen anno 2015 nog altijd toe. Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17-20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12-15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. In juveniel kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr, gevolgd door bellende geluiden, en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, in de tussenpozen slaat hij met de vleugels.