De eerste die mij op viel, de Zomertaling.
Het voedsel van de zomertaling bestaat uit water- en moerasplanten. Op het Beleven is daar genoeg van. Momenteel is het Beleven niet de plaats waar het uitpuilt van de vogels. Het mannetje heeft als belangrijkste kenmerk een roomwitte streep boven het oog tot aan de hals. In vlucht heeft het mannetje een blauwgrijze voorvleugel en een witte buik. Het vrouwtje is zoals bij veel eendensoorten moeilijker te onderscheiden. Zij heeft een enigszins grijs gekleurde vleugels dan het vrouwtje van de wintertaling en mist haar groene spiegel.
Zomertalingen zijn prachtige eenden die broeden in open moerassen en agrarisch gebied met voedselrijke sloten en ondiepe plassen, voorzien van rijke, niet al te hoge en dichte water- en oevervegetatie. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Zomertalingen zijn lange-afstandstrekkers die ten zuiden van de Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel.
Deze Wulp kwam aanvliegen. De afstand, ruim 200 meter.
De wulp (Numenius arquata) is een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen (Scolopacidae). Het is een grote steltloper (50 tot 60 cm lang, 450 tot 1500 gram zwaar) met een 9 tot 15 cm lange, kromme naar beneden gebogen snavel. Vrouwtje met nog langere snavel dan mannetje. Weinig verschil in kleed tussen geslachten en leeftijden.
Het verenkleed is licht van kleur met donkerbruine verticale strepen over het gehele lichaam. In tegenstelling tot de regenwulp (lijkt veel op de wulp) heeft de wulp een vrij egale kop; een donkere oogstreep ontbreekt. In de vlucht is de witte stuit en onderrug goed zichtbaar. Hij is onmiskenbaar, verwarring is alleen mogelijk met de regenwulp die 10 cm kleiner is met een snavel van 6 tot 9 cm. De wulp heeft weinig tekening op de kop, alleen een vage lichte oogstreep. De regenwulp heeft een donkere oogstreep en een kruinstreep. Het geluid van de wulp is zeer kenmerkend en wie het eenmaal kent zal het niet snel vergeten. Het is een mysterieus aanzwellend geluid, dat vooral in de ochtend- en avondstilte bijzonder ver kan dragen.
Twee Watersnippen bij elkaar. Vermoedelijk een koppel. Deze Watersnip zat op ongeveer 80 meter.
De watersnip is een zeldzame weidevogel. Het is een typische snip met zeer lange snavel. Opvallende strepen op kop en rug. Gebandeerde flanken. Verwante bokje heeft korte snavel en strepen op flanken. Vliegt bij verstoring vaak ver weg in zigzaggende vlucht; laat daarbij een schorre roep horen. Broedt vooral in vochtig tot nat, zeer extensief gebruikt en kruidenrijk, rijk gestructureerd grasland op veen; ook in gemaaid rietland, trilvenen, vroeger ook natte heide. Graag met wat modderige plekken. Buiten Nederland ook in struiktoendra en open taiga en hoogvenen. Heeft een zachte bodem nodig. Buiten de broedtijd vooral natte graslanden, slootkanten, lage moerasvegetaties e.d. Niet op wad, wel in kwelders. Ook rijstvelden en natte akkers.
Gevarieerd menu van kleine ongewervelde dieren, zoals insecten en hun larven (o.a. emelten), wormen, kleine kreeftachtigen, slakjes, spinnen. Soms plantaardig materiaal (vooral zaden). Zoekt voedsel op de tast met de snavel in de bovenste laag van vochtige of natte bodem. Hierbij wordt de snavel in een snel ritme verticaal de bodem ingestoken. Foerageert meestal in kleine groepjes.
De Slobeend man. Met zijn brede snavel slobbert hij over het wateroppervlak om daar voedsel op te slobberen.
De slobeend is de trotse bezitter van een vreemd ogend maar uiterst effectief stuk gereedschap: de snavel heeft een lepelvorm die het slobberen van kroos en waterdiertjes een stuk efficiƫnter maakt. De slobeend behoort tot de (secundaire) weidevogels. Slobeenden leven in de laagelegen, natte gebieden in het gematigde klimaatgebied. In geen ander Europees land broeden zoveel slobeenden als in Nederland.