De Stuw tussen de Schipstaarten (Netersel) en De Biezegoren (Casteren)
De Groote Beerze is de grootste rivier in de Brabantse Kempen. De Groote Beerze ontspringt in Lommel en stroomt nabij de Belgische grens Bladel binnen. Zoals alle rivieren begint het met een sloot, die dan aanwast tot een waterloop. In Bladel heet de waterloop nog AA, later ter hoogte van Ten Vorsel wordt het Goorloop, en aan de weg Goorland (Bladel) en De Vliegert (Hapert) vanaf de stuw, wordt het Groote Beerze. Die naam blijft tot aan het samenkomen van de Groote- en Kleine Beerze. Dat vindt plaats in Landgoed de Baest in Oostelbeers, daar waar het aquaduct onder het Wilhelminakanaal door stroomt. Vanaf dat punt, tot aan het uitmonden in de Dommel spreken we over Beeze.
De paatjes langs de oever zijn plaatselijk overgroeid door bomen.
De naam Beerze werd al in 1545 gebruikt door keizer Karel V en is vermoedelijk afgeleid van berne (bron) of barne (branden). Barne verwijst naar de aanwezigheid van veen (turf), dat vroeger dienstdeed als brandstof voor de kachel. Het veen werd gevormd in de laaggelegen gebieden rond de beek.
De Aa of Goorloop, de naam wordt wisselend gebruikt, is de bovenloop van de Grote Beerze. Deze ontspringt in het natuurgebied Riebos te Lommel op een hoogte van ongeveer 45 m en stroomt van daar uit naar het noorden. De stroom bereikt dan Nederland in de gemeente Bergeijk, om via een ontginningsgebied naar de Boswachterij De Kempen te stromen. Hier raakt de stroom opnieuw de grens, bij 't Jachthuis, doch blijft nu in Nederland. Verderop vormt ze een moerasgebied binnen de boswachterij, wat een natuurreservaat is binnen het bos. Ten noorden van de snelweg A67 verlaat de stroom het bos en doorstroomt landgoed Ten Vorsel, waar vroeger de Vorselse Molen op de stroom heeft gestaan. Waar Hapert wordt bereikt vloeit het Dalems Stroompje in de Aa of Goorloop, waarna beide riviertjes als Grote Beerze hun loop voortzetten.
Ter hoogte van de Steenselaren liggen enkele omgewaaide populieren over de rivier en zijn mooie bruggetjes voor klein wild.
Na de Grijze Steen gaat het terug naar de Neterselse kant van de Groote Beerze. Bij de zandvang, een verbreedt deel van de beek waar het zand en ander vaste delen die met het beekwater worden meegevoerd kunnen bezinken, ligt een stalen blak met leuning over het water. Het is een wandelbrug die in een van de wandelroutes is opgenomen. Via de Steenselaar en De Beemden gaat de route weer terug naar het vertrekpunt.
Japanse duizendknoop (Fallopia japonica) langs de oever vormt een moeilijk oplosbaar probleem.
Japanse duizendknoop is afkomstig uit Oost-Azie en wordt in tuinen gekweekt. Zij is bij Amersfoort, Monster en Rotterdam verwilderd gevonden. De plant heeft een sterkvertakte wortelstok, waaruit vele tot over 2 m hoge stengels komen, die stijf-rechtopstaand en rijkvertakt zijn. De leden zijn met kleine rode klieren bezet, maar overigens kaal. De bladen zijn breed-eirond, hebben korte gekromde stelen, zijn aan de voet breed-afgesneden, kort- toegespitst, vanboven verdiept, vanonder verheven netvormig-geaderd met krachtige middennerf. De tuitjes zijn gaaf en lopen in een doornige punt uit.
De bloemen staan in losse, aarvormige bloeiwijzen in de oksels van de bovenste bladen, zij zijn gesteeld, met lang trechtervormig, wit bloemdek met 8 meeldraden. Augustus, september.