maandag 8 april 2019

De Vink, Zwartkop en Winterkoning

Vanmiddag brak de zon door de nevel. Dat was voor mij de tijd om naar de fotohut te gaan. Met succes. Eerst kwam een vink, daarna een Zwartkop en daarna een Winterkoning.

De Vink is een van de mooiste de vinken.

De Vink (Fringilla coelebs), ook wel boekvink, botvink of charlotte genoemd, is een zangvogel. In de lage landen is hij de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige. Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.

Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtjes mus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Dat is ook waarmee u de vrouw het best van een mus kunt onderscheiden.


Het basisvoedsel voor vinken wordt gevormd door zaden en zachte plantendelen. Vooral in het najaar scharrelen ze in grote groepen op de grond onder beuken naar beukennootjes, en in de tuin doen ze zich tegoed aan zaadjes die door andere vogels worden gemorst. Echter, in het broedseizoen schakelen vinken over op insecten. Deze leveren meer eiwitten, noodzakelijk voor de groei van de jonge vinken en om het grote energieverbruik van de oudervogels op te kunnen vangen.
____________________________________________________________________________________________________________________

De Zwartkop (Sylvia atricapilla) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit. Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft.


Tot die familiegroep van de Sylviidae behoren ook de; Kleine zwartkop, Orpheusgrasmus, Baardgrasmus, Braamsluiper, Grasmus, Brilgrasmus, Provençaalse grasmus, Rüppells grasmus, Sperwergrasmus en de Tuinfluiter. De zwartkop is van kop tot staart ongeveer net zo groot als een koolmees, alleen heeft de zwartkop een kortere staart als de koolmees en heeft de zwartkop een iets zwaarder lijf. De zwartkop dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje heeft in de winter een zwarte pet, met bruine vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen.
____________________________________________________________________________________________________________________

De Winterkoning of vaak winterkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort. Omdat hij zo klein en licht is wordt hij in de volksmond ook wel 'klein jantje' genoemd.


Het is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. Zijn zang is helder, met vibrerende scherpe trillers. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm. Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen. Ze kunnen tot drie nesten per jaar hebben, met vijf à acht jongen per nest. Deze nesten worden in het voorjaar door het mannetje gemaakt, in heggen, struiken en takkenbossen op een hoogte van ongeveer een meter boven de grond. Hij maakt er meestal ook meerdere per territorium.