Vermiljoenhoutzwammen op een rottende berkentak.
De Vermiljoenhoutzwam is een saprofytisch levende paddenstoel die voor komt op dode takken en stammen van loofhout, o.a. berk, kers en lijsterbes. De vermiljoenrode kleur van deze éénjarige houtzwam is zeer opvallend. De vruchtlichamen zijn 2 tot 10 cm breed en 1 tot 2 cm dik; de levensduur bedraagt meestal 1 jaar. Het hoedoppervlak is onregelmatig gebobbeld en fluwelig-wrattig. De kleur is intens vermiljoenrood of oranje. Er kunnen meer of minder duidelijke concentrische kleurzones aanwezig zijn. De hoedrand is dikwijls licht golvend verbogen. De gaatjes aan de onderzijde van de hoed (poriën) zijn hoekig van vorm en vrij klein (2-3 per mm). De paddenstoel kan na het vellen of afsterven van een boom spoedig op het hout verschijnen.
De soort is buitengewoon licht- en warmteminnend; hij groeit daarom niet in een dicht bos, maar geeft de voorkeur aan kapvlakten, open plekken, bosranden, houtsingels, boomgaarden, parken en tuinen. Het aantal vermiljoenhoutzwammen in Duitsland (en de Benelux) heeft in de afgelopen eeuwen grote schommelingen vertoond. In de eerste helft van de negentiende eeuw was de zwam algemeen, om daarna tot in de tweede helft van de twintigste eeuw zeer sterk in aantal af te nemen. In het bekende paddenstoelenboek van Roger Phillips is de soort nog vermeld als "zeer zeldzaam".
Sinds 1981 heeft hij zich echter weer behoorlijk uitgebreid. In het 'Overzicht van de Paddestoelen in Nederland' uit 1995 werd hij al weer "vrij algemeen" genoemd, en momenteel staat hij te boek als een algemene soort. De oorzaak van deze schommelingen is onbekend, maar het al dan niet opruimen van gevallen hout speelt wellicht een belangrijke rol, naast het warmer worden van het klimaat. In Engeland schijnt de paddenstoel nog steeds erg zeldzaam te zijn.
Een Doolhofzwam tegen de stam van een Amerikaanse eik.
De Doolhofzwam groeit op stronken en stammen van dode (soms ook levende) eik. Karakteristiek aan deze één- tot meerjarige houtzwam is de doolhofachtige structuur aan de onderzijde van de hoed. De doolhofzwam heeft zijn naam te danken aan de doolhofachtige structuur die de buisjes aan de onderzijde vormen. Ook de geslachtsnaam Daedalea verwijst hier naar, Daedalus is in de Griekse mythologie namelijk de man die opgesloten werd in het labyrint van Knossos. De soortnaam quercina is Latijn voor 'eik', de zwam is namelijk vooral op dode eiken te vinden.
Het halfrond, consolevormig vruchtlichaam van de doolhofzwam hecht zich aan de zijkant van de boom. Deze kan tien tot dertig centimeter bij tien tot twintig centimeter meten en wordt drie tot zeven centimeter dik. De grijs- tot lichtbruine bovenzijde heeft een golvend en knobbelig viltig oppervlak met lichte concentrische ringen en heeft een duidelijke, scherpe rand.
De onderzijde is bedekt met lichtbruine buisjes die in onregelmatige, doolhofvormige lamellen groeien van een tot drie millimeter breed en een tot twee millimeter diep, met een onderlinge tussenruimte van een tot twee millimeter. Het taaie, kurkachtige vlees is licht- tot koffiebruin en heeft een aangename geur. Het is echter geen eetbare paddenstoel, maar hij is ook niet giftig. Het sporenafdruk is wit.