Paardenbijter man
Libellen behoren tot een primitieve groep insecten, die een onvolledige gedaanteverwisseling hebben. Dit betekent dat larven van libellen na elke vervelling steeds iets meer op imago's (volwassen libellen) gaan lijken, zonder dat het 'bouwplan' drastisch verandert. Bij libellenlarven is bijvoorbeeld de vleugelaanleg al duidelijk zichtbaar. Dit is een verschil met bijvoorbeeld vlinders en kevers, die een volledige gedaanteverwisseling met popstadium hebben.
Een imago (officiƫle woord voor volwassen libel) is het laatste ontwikkelingsstadium van een libel en het enige stadium waarin de libel kan vliegen en niet direct gebonden is aan het water. De voornaamste functies van een imago zijn voortplanting en verspreiding naar andere gebieden, waarmee uitwisseling tussen populaties wordt bereikt en nieuwe geschikte gebieden worden gekoloniseerd.
De Paardenbijter is een algemene libel, die in de zomer en vooral in de nazomer overal langs randsituaties te vinden is. Bij bosranden, hoogopgaande oeverbegroeiing, maar ook in tuinen. Ze jagen vaak in groepjes, meestal bij bomen. Hun vlucht is uitermate hoekig en ze veranderen vaak van richting. De Paardenbijter is met een lengte van 56-64 mm de kleinste van de glazenmakers. Achterlijf donker met mozaĆÆektekening van licht gekleurde vlekken. Zijkant borststuk donker, met twee gele banden, die aan de bovenkant vaak blauw getint zijn. Schouderstrepen bij beide geslachten gereduceerd tot korte streepjes. Op de rugzijde van achterlijfsegment 2 staat een grote gele spijkervormige figuur. Voorrandader van de vleugels bruin.
Mannetje: Ogen bruinblauw. Bovenzijde achterlijfsegmenten met twee vrijwel ronde blauwe vlekjes aan de achterrand. Op het midden van de segmenten staan twee kleine gele driehoekjes. Vrouwtje: Ogen bruin met geel of groen. Achterlijfstekening met zowel gele als bruine vlekken, op de laatste paar segmenten alleen met gele vlekjes.
De Paardenbijter is een laat vliegende soort: van begin juli tot in november, grootste aantallen in augustus en september. Paardenbijters zijn vooral in de middag actief, op warme avonden zelfs tot diep in de schemering. Imago’s worden vaak in groepen aangetroffen, jagend langs bosranden op boomkruinhoogte. Mannetjes vertonen territoriaal gedrag langs de waterkant, maar zijn minder agressief dan andere glazenmakers. Eitjes worden door het vrouwtje afgezet in allerlei levende en dode plantendelen.
Steenrode heidelibel man
De Steenrode heidelibel kan verwart worden met de Bruinrode heidelibel. Uitgekleurde mannetjes hebben een steenrood achterlijf en de zijkant van het borststuk heeft een roodachtige gloed. Het vrouwtje heeft een sterk afstaande legschede met een scherpe hoek. Oude vrouwtjes kunnen wat roodachtig worden. De libel komt algemeen voor in ons land.
De poten van de steenrode heidelibel zijn zwart met gele strepen. Dijen van de voorste poten meestal tweekleurig: zwart-geel, soms met nog een zwart veegje in het geel. Het zwarte streepje op het voorhoofd (tussen de ogen) loopt langs de oogranden naar beneden (de zogenaamde 'hangsnor'). Het achterlijf van het mannetje heeft een subtiele, maar meestal duidelijke knotsvormige verbreding aan het uiteinde. Uitgekleurde mannetjes krijgen een rood achterlijf, meestal iets donkerder dan de bruinrode heidelibel, maar lichter dan de bloedrode heidelibel. De zijkant van het borststuk verkleurt naar bruin, met vage lichtere delen. Jonge mannetjes en vrouwtjes hebben een geel achterlijf, later bij de vrouwtjes verkleurend tot bruin. Aan de zijkant van het achterlijf staan zwarte streepjes, die geen doorlopende streep vormen. De legschede van het vrouwtje is opvallend zichtbaar en staat in zijaanzicht haaks van het achterlijf af. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 35 en 40 millimeter; de larve is 15-19 mm lang.
De habitat van de steenrode heidelibel bestaat uit allerlei stilstaande watertypen, zoals vennen, duinplassen, vijvers en laagveenmoerassen, maar soms ook zwakstromend water. Een belangrijke voorwaarde is veel zon. De steenrode heidelibel is in tegenstelling tot de bruinrode heidelibel geen pioniersoort en komt vooral voor op plaatsen met een goed ontwikkelde oevervegetatie, waar de territoriale mannetjes zich kunnen ophouden.
De Steenrode heidelibel is een nazomersoort: begin juni tot half november, met een piek van eind juli tot half september. Steenrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen. Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend in ruige vegetatie. Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig zitten op uitstekende stengels in de oevervegetatie. Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring. Mannetjes die dichtbij komen worden meestal verjaagd. De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water of op modder vlakbij het water. Soms worden meerdere ei-afzettende tandems op een plaats tegelijk waargenomen.