Zwarte melksteelmycena (Mycena galopus var. nigra)
De Zwarte melksteelmycena is een fraaie donkere verschijning. Zowel de hoed als de steel zijn bruinzwart tot zwart. Bij beschadiging geeft met name de steel wit melksap af. De paddestoel ruikt naar radijs. Deze mycena is te vinden van september tot november in loof- en naaldbossen, zowel op de grond als op hout.
Vliegenzwam (Amanita muscaria)
De Vliegenzwam is de meest bekende paddenstoel, hij is erg opvallend door zijn rode hoed met witte stippen. Het biotoop maakt deze soort niet veel uit, hij wordt meestal onder berk op zure bodems gevonden. De hoed is doorgaans opvallend rood met witte wrattige velumresten. De hoedrand is bij uitgevouwen exemplaren gestreept. De hoed kan door regen verkleuren naar oranje of geel, en de velumresten op de hoed kunnen eveneens door regen van de hoed afspoelen. In dat geval kan de soort lastig te herkennen zijn. De steel is wit tot lichtgeel gekleurd en bevat een witte tot lichtgele ring, welke niet gestreept is. De steel bevat vooral bij de knolvoet ringen met wratten. De knolvoet zelf bevat geen beurs.
Een exemplaar wat niet door de regen aangetast is kan eigenlijk met geen andere soort verward worden. Door regen aangetaste exemplaren kunnen met diverse andere soorten verward worden, let dan op de aanwezigheid van een ring om de steel, dit sluit de meeste soorten al uit.
Boompuist (Postia ptychogaster)
Kussenvormig wit tot lichtbruin, zacht borstelig behaard vruchtlichaam. Later poederachtig en grijsbruin. Vlees radiair gezoneerd, vezelig van grijsbruin, crèmekleurig tot geeloranje. Groeit op dode stronken van naaldbomen, vooral fijnsparren en dennen (augustus - december). Algemeen. Het is de imperfecte vorm van de eigenlijke boompuist die echter zelden gevonden wordt.
Valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca)
De Valse hanenkam groeit op dood hout, naalden en soms bladeren, in naald- en gemengd bos op voedselarme grond en in heide en schrale, mosrijke graslanden. De Valse hanenkam is een vrij kleine tot middelgrote plaatjeszwam, die zowel in (dichte) groepen als alleen voorkomt. Hij is makkelijk te herkennen door zijn trechtervorm, zijn oranjegele kleur en de dicht opeenstaande, gevorkte, lamellen. Sommige exemplaren echter zijn bleek tot bijna wit.