dinsdag 27 oktober 2020

Gewoon ijsvingertje op met mos bedekt hout

Vlak bij de vindplaats van het Kroontjesknotszwammetje groeit ook een slijmzwammetje. Dat zwammetje heeft kleine bolletjes van ongeveer 2 mm. De naam; Gewoon ijsvingertje (Ceratiomyxa fruticulosa). Ondanks de naam, vind ik het eerder bijzonder dan Gewoon.

Gewoon ijsvingertje groeit hiet op hout dat met mos is bedekt.

Gewoon ijsvingertje, ook wel IJspegeltje (Ceratiomyxa fruticulosa) is een slijmzwam uit de familie Ceratiomyxidae. Het gewoon ijsvingertje bestaat uit dicht opeenstaande verzameling van kleine groepjes van tot 10 cm doorsnee vormende, 1 mm hoge, priem- tot knotsvormige, soms vertakte, ijsachtig wit tot roze, lichtblauw of gelig-beige zuiltjes. Ze zuiltjes zijn waterig en doorschijnend. De soort is wereldwijd verspreid en komt vaak voor op dood hout van loofbomen bij voorkeur op donkere en vochtige plekken. In Nederland heeft zij de status algemeen voorkomend.

Ceratiomyxa wordt vaak aangetroffen op rottend hout. Grote boomstammen en stronken worden genoemd als ideale substraten voor groei, hoewel kleinere kolonies ook een boomtak kunnen vinden. De Ceratiomyxa- collectie van Henry C. Gilbert heeft exemplaren die groeien op verschillende groenblijvende naaldbomen ( Pseudotsuga ), iep ( Ulmus ), esdoorn ( Acer ), eik ( Quercus ), Tilia en wilgen ( Salix ). Een exemplaar dat door FO Grover was verzameld, groeide op een jutezak.


Ceratiomyxa plasmodia is diploïde en komt vaak voor uit rottend hout en verspreidt zich in een dunne laag. Het plasmodium vrucht dan om sporangia te vormen: rechtopstaande pilaar- of muurachtige structuren. De sporangia zijn in ongeveer zes uur volwassen. Veel kleine stengels komen uit de sporangia om protospores te vormen. Meiose begint dan in de protospores. Synapsis van de chromosomen in profase wordt in dit stadium bereikt. Nadat de stengels volledig zijn uitgerekt, wordt een dunne transparante wand rond de protospores afgescheiden om sporen te worden. Het duurt ongeveer 24 uur voordat sporen volwassen zijn. De eerste meiotische deling wordt dan voltooid in de sporen, gevolgd door een tweede meiotische deling die de sporen met 4 kernen achterlaat.

Na verspreiding ontkiemen deze vierkernige sporen en verschijnen er naakte protoplasten. De protoplasten nemen bij het uitkomen water op en worden ongeveer 3 keer zo groot als de sporen waaruit ze zijn voortgekomen. De protoplasten vormen dan korte draadachtige filamenten die zich later terugtrekken tot ronde bolletjes. In sommige gevallen slaat de protoplast de draadfase over en blijft het isodiametrisch. De kernen migreren dan naar vier punten van een tetraëder en de protoplast splitst zich in een tetrad van lobben. Kort daarna ondergaat de tetrad mitose en splitst zich weer in een octet van haploïde cellen.

Elke cel geeft een zwermcel vrij met ofwel één lange flagellum, 2 ongelijke flagellen of 2 lange flagellen. De flagellen zijn apicaal en whiplash-type. De zwermcellen kunnen dan hun flagella verliezen en aseksuele myxamoeben worden of in paren syngamie ondergaan om een ​​diploïde zygote te produceren.