zondag 5 augustus 2018

Wespspin - Argiope bruennichi

Deze Wespspin (Argiope bruennichi), die zijn oorsprong kent in Zuid Europa, vond ik op de Neterselse Heide. Het vrouwtje is ongeveer 2 cm groot. De soort is goed herkenbaar aan de zwart geel gestreepte banden. De Nederlandse naam Wespenspin of het fraaiere Tijgerspin zijn ook gebaseerd op dit kleurenschema.


De soort wordt aangetroffen in graslanden die zelden gemaaid worden maar ook in heidevelden. Het web zit zelden meer dan een meter boven de grond. Het web, dat qua vorm en grootte vergelijkbaar is met dat van de gewone kruisspin. Het mannetje is veel kleiner dan het vrouwtje en wordt zelden gezien. Nu wordt het mannetje ook veel minder oud dan het vrouwtje. Het mannetje leeft nog maar een paar dagen na zijn laatste vervelling. Vaak vind het mannetje zijn einde in het web van het vrouwtje waarmee hij gepaard heeft. Een paar weken na de paring maakt het vrouwtje een soort cocon waarin de eieren zitten. Deze spinsels, zijdeachtige balletjes met verticale donkere strepen, zijn het beste aan het einde van het jaar te vinden.


De naam 'wespspin' heeft alles te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is ongevaarlijk voor mensen. De naam is vooral te danken aan het relatief zeer grote vrouwtje. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en diepzwarte grillige banden, vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele strepen in de lengterichting. De cephalothorax of kopborststuk is zilverachtig behaard en de poten zijn duidelijk bruinzwart met geelgrijs gebandeerd. Ondersteboven zittend in het web valt de spin daardoor goed op, maar wordt door veel vijanden juist met rust gelaten vanwege het wesp-achtige uiterlijk.

De wespspin is een van de grootste Europese spinnen, en is vanwege de lengte en kleuren moeilijk over het hoofd te zien, zelfs voor mensen die niets van spinnen weten is de soort ook makkelijk op naam te brengen. Vrouwtjes worden ongeveer 15 millimeter lang, gemeten van de kaken tot aan de punt van het achterlijf, door de grote dikke poten lijkt de spin aanzienlijk groter. Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal 5 millimeter. Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.