zaterdag 4 augustus 2018

Klokjesgentiaan op de Neterselse Heide

De Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) is een zeldzaam plantje, met een grote natuurwaarde. Het plantje komt voor op de Netersels Heide, weer ik vanmorgen 72 telde. Het heeft lang geduurd, maar het plantje bloeit weer tussen het gras langs de zandpaden. De plant komt in geheel Europa op vochtige plaatsen in heide- en veenstreken voor en is bij ons algemeen, doch bijna uitsluitend op diluviale zandgrond.

Het Klokjesgentiaan is de waardplant van het Gentiaanblauwtje (vlinder).

De klokjesgentiaan is een plant die behoort tot de gentiaanfamilie (Gentianaceae). In Nederland staat de plant op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend maar sterk afgenomen. De plant wordt 15-60 cm hoog. De bladeren zijn niet breder dan 1 cm, lijn- tot lancetvormig en hebben een tot drie nerven. De rand van het blad is meestal iets omgerold. Het onderste blad is niet tot een lange schacht vergroeid. De klokjesgentiaan bloeit van juli tot september met alleenstaande of twee bij elkaar zittende, donkerhemelsblauwe, 4-5 cm lange bloemen, die aan de buitenkant vijf groene strepen hebben en aan de binnenkant groen gestippeld zijn. Soms kunnen de bloemen ook wit zijn. De bloemen zitten in de bladoksels en aan het eind van de stengel.

De vrucht is een doosvrucht. De kleine, lichte zaden zijn ongevleugeld. De plant komt voor in blauwgrasland, tussen kort gras, heide en veenmoerassen op natte, zure grond. De klokjesgentiaan is een waardplant voor het gentiaanblauwtje (Maculinea alcon), dat de eitjes afzet op de ongeopende bloemen. Ook de rupsen van de nachtvlinders Nemophora violaria (Adelidae) en Stenoptilia pneumonathes (Pterophoridae) komen op Klokjesgentiaan voor.


Het Gentiaanblauwtje (vlinder) is direct afhankelijk van het Klokjesgentiaan. Na de paring zet het vrouwtje van het Gentiaanblauwtje haar eitjes meestal af op de bijna volgroeide, maar nog gesloten bloemknoppen van klokjesgentiaan. Gemiddeld zetten ze zo’n zeven eitjes per bloemknop af, waarvan er slechts twee tot drie rupsen het vierde rupsstadium halen. Na 10 dagen kruipt de larve uit het ei en eet zich een weg naar de zachte bloemdelen in het binnenste van de bloem. Na 10 dagen kruipt de larve weer naar buiten en laat zich op de grond vallen. Hier wacht de rups geduldig op de komst van een bossteekmier (Myrmica ruginodis) of een moerassteekmier (M.scabrinodis). Deze neemt de rups mee naar het mierennest.

De rups scheidt een stof af die precies overeenkomt met dat van larven van de mier. De mieren beschermen en voeden de rups met mierenlarven en –eitjes, maar ook met prooien van de mieren. De rups parasiteert op de mieren, deze specifieke vorm van parasitisme wordt broedparasitisme genoemd. In begin van de volgende zomer is de rups volledig ontwikkeld en vindt de verpopping plaats. Na een popstadium van drie weken komen begin juli de eerste vlinders uit de pop en verlaten zo snel mogelijk het mierennest. De mannetjes en vrouwtjes zoeken elkaar op waarna de cyclus zich herhaalt. De vlinder vliegt in één generatie per jaar van begin juni tot eind augustus, met een piek tussen 20 juli en 20 augustus.