De Dopheide staat in volle bloei.
De mooie paarse heidevelden, waar vind je die nu het zo droog is. Op veel plaatsen is de heide verdord,of zelfs dood. Dat is het beeld op voornamelijk hooggelegen zandgronden. Op lagergelegen zandgronden is het vochtgehalte in de grond nog toereikend voor het voortbestaan van de heideplanten. Toch zijn ze minder vanzelfsprekend dan je denkt. Terwijl wij de heide als natuurgebied willen behouden, is het voor de natuur 'slechts' een tussenstadium in de kolonisatie van kale zandgronden. Heide is een van de eerste plantjes die op zandgronden voet aan de grond weet te krijgen. Met zijn wortels houdt heide het zand vast en voorkomt zo dat het gaat stuiven. Zandgrond is arm aan voedsel, maar heide kan er toch overleven door ruilhandel met een speciale schimmel. De schimmel maakt stikstof vrij die de heide nodig heeft en omgekeerd geeft heide voedingsstoffen aan de schimmel terug. Heide verrijkt dus de arme zandbodem, die daardoor geschikt wordt voor andere planten om te groeien. Het oprukken van het Pijpenstrootje is een van de bedreigingen van de laatste jaren. Dit jaar is de aanhoudende droogte een probleem die de heideplant de das om kan doen.
Klokjesgentiaan tussen het gras langs de zandpaden.
Het Gentiaanblauwtje (vlinder) is direct afhankelijk van het Klokjesgentiaan. Na de paring zet het vrouwtje van het Gentiaanblauwtje haar eitjes meestal af op de bijna volgroeide, maar nog gesloten bloemknoppen van klokjesgentiaan. Gemiddeld zetten ze zo’n zeven eitjes per bloemknop af, waarvan er slechts twee tot drie rupsen het vierde rupsstadium halen. Na 10 dagen kruipt de larve uit het ei en eet zich een weg naar de zachte bloemdelen in het binnenste van de bloem. Na 10 dagen kruipt de larve weer naar buiten en laat zich op de grond vallen. Hier wacht de rups geduldig op de komst van een bossteekmier (Myrmica ruginodis) of een moerassteekmier (M.scabrinodis). Deze neemt de rups mee naar het mierennest.
De rups scheidt een stof af die precies overeenkomt met dat van larven van de mier. De mieren beschermen en voeden de rups met mierenlarven en –eitjes, maar ook met prooien van de mieren. De rups parasiteert op de mieren, deze specifieke vorm van parasitisme wordt broedparasitisme genoemd. In begin van de volgende zomer is de rups volledig ontwikkeld en vindt de verpopping plaats. Na een popstadium van drie weken komen begin juli de eerste vlinders uit de pop en verlaten zo snel mogelijk het mierennest. De mannetjes en vrouwtjes zoeken elkaar op waarna de cyclus zich herhaalt. De vlinder vliegt in één generatie per jaar van begin juni tot eind augustus, met een piek tussen 20 juli en 20 augustus.
De Groote Beerze in het Netersels Broek met grote hoeveelheden riet.
Waterschap De Dommel heeft de stuwen in de Groote Beerze omhoog gedraaid om te voorkomen de de beek helemaal droog zou vallen. De grootste wateraanvoer in de Groote Beerze komt van de rioolwaterzuivering in Hapert. Zonder het omhoog draaien van de stuwen zou het water enkele kilometers verder wegtrekken in de uitgedroogde beekbedding. Door het opvangen van het water blijft een deel van het onderwaterleven behouden.
De waterschappen melden dat de situatie, aanhoudende droog blijft. De verwachting is echter er vanaf volgende week donderdag de kans op neerslag iets lijkt toe te nemen. Omdat de droogte voorlopig doorzet en de aanvoer vanuit de grote rivieren daalt is er landelijk door de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) opgeschaald naar fase 2 (van dreigend watertekort naar feitelijk watertekort).