Deze Lepelaar zoekt eenzaam naar voedsel tussen de Grauwe ganzen. De andere zitten verder naar achteren op het ven.
De lepelaar is één van de beschermingssuccessen van Vogelbescherming. De Nederlandse populatie lepelaars is uniek, in andere landen in Noord-West-Europa broeden ze nauwelijks. Lepelaars bevinden zich van februari tot september/oktober in Nederland. Via Franse en Spaanse moerassen trekken ze naar winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust (vooral Banc d'Arguin). Lepelaars broeden in moerassige gebieden, dichte rietkragen of moeilijk bereikbare bomen en struiken, maar ook op kwelders.
De lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische natte milieus, vaak op de overgang van zoet naar zout. Ze broeden daar op eilanden, in duinvalleien en op kwelders, en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend, natuurlijk waterpeil. De soort nestelt veelal op de grond in rietvelden of op kwelders maar in toenemende mate ook in struiken en bomen. Lepelaars vinden hun voedsel lopend in ondiep water, waar ze hun snavel op typische wijze heen en weer bewegen, om zo op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee hij door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.
Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (o.a. stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (o.a. garnaal, jonge platvis). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals Lauwersmeer, IJsselmeerkust, Oostvaardersplassen en het Wadden- en Deltagebied.
Deze foto's zijn gemaakt met de nieuwe Nikkor AF-S 18-300mm F3.5-5.6 G IF-ED DX lens.