dinsdag 22 augustus 2017

De Wespenspin (Argiope bruennichi)

De Wespenspin, zijn oorsprong kent in het Middellandse Zeegebied, is door de klimaatverandering opgerukt tot aan het Beleven en verder. De Wespenspin (Argiope bruennichi) is een spin uit de familie Araneidae, ook wel echte spinnen genoemd. Andere benamingen zijn Wespenspin of tijgerspin, en de wetenschappelijke naam wordt weleens als Argiope bruennichii gespeld.

De Wespenspin is in de jaren vanuit het Middellandse Zeegebied opgerukt tot aan het Beleven

De naam 'Wespenspin' heeft alles te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is ongevaarlijk voor mensen. De naam is vooral te danken aan het relatief zeer grote vrouwtje. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en diepzwarte grillige banden, vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele strepen in de lengterichting. De cephalothorax of kopborststuk is zilverachtig behaard en de poten zijn duidelijk bruinzwart met geelgrijs gebandeerd. Ondersteboven zittend in het web valt de spin daardoor goed op, maar wordt door veel vijanden juist met rust gelaten vanwege het wesp-achtige uiterlijk. De Wespenspin is een van de grootste Europese spinnen, en is vanwege de lengte en kleuren moeilijk over het hoofd te zien, zelfs voor mensen die niets van spinnen weten is de soort ook makkelijk op naam te brengen. Vrouwtjes worden ongeveer 15 millimeter lang, gemeten van de kaken tot aan de punt van het achterlijf, door de grote dikke poten lijkt de spin aanzienlijk groter. Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal 5 millimeter. Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.


De Wespenspin komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar heeft zich verspreid naar het noorden tot in Noorwegen en komt in grote delen van Europa voor, ook in Nederland en Belgiƫ, zij het niet in grote aantallen. Met name op zonnige plekken is deze spin te vinden. In Nederland was deze soort vrij zeldzaam, ze werd pas in 1980 ontdekt in Limburg. De laatste jaren rukt de spin op naar het noorden, mogelijk door de warmere zomers als gevolg van de klimaatsverandering. De spin is nu in alle Nederlandse provincies gezien en ook op een aantal waddeneilanden zoals Terschelling en Ameland. Rond de west-oost lijn tot aan Eindhoven is de soort zelfs vrij algemeen. Met name wat open plaatsen als graslanden en heidevelden zijn een geschikte biotoop. In tegenstelling tot hun zuidelijke soortgenoten zijn Wespenspinnen in het noorden van Europa niet het hele jaar door te vinden. Omdat het aantal warme maanden er beperkt is, hebben de noordelijke spinnen ook minder tijd om te groeien en blijven ze kleiner dan de spinnen uit het zuiden.


De Wespenspin richt zich vooral op springende en laagvliegende prooien zoals sprinkhanen, libellen en kevers, die tussen de grassen leven. Prooien die zijn aangetroffen in het web zijn onder andere de sprinkhaansoorten negertje (Omocestus rufipes), het gewoon doorntje (Tetrix undulata) en de moerassprinkhaan (Stetophyma grossum). Libellensoorten zijn de bandheidelibel (Sympetrum pedemontanum) en koraaljuffer(Ceriagron tenellum). Deze dieren zijn ook wat groter, andere spinnen vangen liever wat kleinere prooien als vliegen en muggen.

De Wespenspin hangt altijd ondersteboven in het wielweb, dat te herkennen is aan de twee extra zigzag matjes die straalsgewijs vanuit het centrum zijn aangebracht. Deze worden het stabiliment genoemd. De exacte functie hiervan is niet precies bekend; zo zouden de witte banden insecten aantrekken door uv-licht te weerkaatsen, ook is geopperd dat door het stabiliment het web zichtbaarder is voor grotere landdieren, die er minder snel doorheen lopen en het web vernielen. Het stevige web kost de spin meer moeite om te bouwen dan soorten zonder stabiliment. Als een te zware prooi in het web terechtkomt, bijt de spin snel de draden door zodat de prooi niet het hele web vernielt. Het web wordt vanwege de voorkeur voor sprinkhanen dicht boven de grond tussen grashalmen en stengels gespannen.