De Koninginnenpage (Papilio machaon) is een grote vlinder met een relatief grote spanwijdte 50 tot 75 millimeter.
De koninginnenpage heeft voor een page een relatief grote spanwijdte van 50 tot 75 millimeter, en is een van de grootste vlinders in Nederland en België. De vleugels hebben overwegend gele kleuren en daarnaast een opvallende zwart-gele tekening met blauwe accenten, een rode vlek aan de achtervleugel en een langwerpig, zwart gekleurd vleugelaanhangsel dat de vleugelstaart of -slip wordt genoemd. De koninginnenpage heeft een zeer groot verspreidingsgebied in vergelijking met andere vlinders.
De vliegtijd in Nederland en België is van maart tot en met oktober. De temperatuur is een belangrijke factor voor het voortplantingssucces van de vlinder; in warme jaren zijn er meer generaties dan in koele jaren. In Nederland zijn twee generaties gebruikelijk, in warmere jaren kan dit oplopen tot drie generaties. Na de warme lentes van 1993, 1998 en 2000 werden er beduidend meer koninginnenpages waargenomen in Nederland. Een droge lente leidt echter tot minder vlinders.
In Nederland zijn verschillende initiatieven ondernomen om deze soort te ondersteunen. De koninginnenpage is opgenomen als gewenste soort in verschillende programma's. Een voorbeeld is het initiatief voor de vlindertuin De Vlinderhof, die de ontwikkeling van de koninginnenpage probeert te bevorderen.
Hier zit de Koninginnenpage op de Melganzenvoet (Chenopodium album).
Het habitat bestaat uit bloemrijke graslanden, moerassen en weiden, moestuinen, heuvelige open landschappen en luzerne- en klavervelden. Ook in hoger gelegen berggebieden komt de vlinder voor, als er maar waardplanten voor de rupsen en voedselplanten voor de volwassen vlinders beschikbaar zijn. De rupsen leven voornamelijk van verschillende schermbloemige planten Ze hebben een heldere groene kleur en een opvallende tekening die bestaat uit zwarte dwarsbanden op de lichaamssegmenten die worden onderbroken door oranje vlekken.
De koninginnenpage heeft net als andere vlinders een langwerpig lichaam dat bestaat uit een kop, een borststuk of thorax en ten slotte een achterlijf of abdomen. Opvallend zijn de gele vleugels, die een spanwijdte of vlucht hebben van 50 tot 75 millimeter. Het gehele lichaam is behaard, het grootste deel van het lijf heeft een zwarte beharing maar de weerszijden van de kop en de zijkanten van het borststuk zijn voorzien van een meer gele tot oranje beharing. De kop draagt de belangrijkste visuele zintuigen, zoals de ogen en de antennes. De ogen zijn zwart van kleur en zijn aan de bovenzijde goed te zien. De ogen bestaan uit vele kleine suboogjes die de ommatidia worden genoemd; het geheel heet het samengesteld oog. De antennes zijn lang en dun en eindigen in een ei-vormige knop zodat het geheel wat lijkt op een golfclub.
De monddelen zijn aan de voorzijde van de kop gelegen en bestaan uit een lange buisvormige structuur die de roltong of proboscis wordt genoemd. Deze bestaat uit twee gefuseerde kaakdelen die sterk verlengd zijn en in rust worden opgerold onder de kop. Bij het eten wordt de buis uitgerold en wordt het vloeibare voedsel opgezogen.
Hier zit de Koninginnenpage op de Melganzenvoet (Chenopodium album).
De paring vindt plaats in de lente, als de poppen van de tweede generatie van het vorige jaar ontwaakt zijn uit hun diapauze aan het einde van de winter. De mannetjes komen meestal als eerste uit hun pop en hebben de neiging om heuvels en hogere boomkruinen op te zoeken. Dit gedrag komt ook voor bij andere vlinders en wordt wel hill-topping genoemd. De mannetjes prikkelen elkaar tot het uitvoeren van baltsvluchten en ze wachten op de komst van de vrouwtjes.
De voortplantingscyclus van de vlinder bestaat in de regel uit twee generaties. In heel koude streken kan zich echter maar één generatie per jaar ontwikkelen, zoals de populaties in Groot-Brittannië. Hier is de vlinder meestal slechts in staat om één generatie per jaar te ontwikkelen, alleen in warme zomers kan zich een tweede generatie ontwikkelen. terwijl in relatief warmere delen van het areaal tot drie generaties per jaar kunnen verschijnen.
De vlinders zoeken elkaar op, waarbij de meer passieve vrouwtjes zich meer tussen het gebladerte ophouden en geurstoffen of feromonen afscheiden en de actieve mannetjes worden hierdoor aangetrokken. Tijdens de paring van de vlinder zijn de achterlijfspunten verbonden en vindt de overdracht van sperma plaats. In het lichaam van het vrouwtje ontwikkelen zich de eieren, die al spoedig op de voedselplanten worden afgezet.