Tijdens de regenbuien van vanmorgen kwamen de Roodborst juveniele met enige regelmaat te voorschijn om wat eten te zoeken.
De roodborst (Erithacus Rubecula) heeft vrij lange poten en een kenmerkende oranje-rode keel en borst, vandaar de naam roodborst. Zijn bovenzijde is bruin en zijn buik vuil wit. Verder heeft hij grote donkere ogen. Hij heeft een rechtopstaande zithouding. Het juveniel is geheel gevlekt en bij hem ontbreekt de rode keel. In het najaar ziet hij eruit als een adult. Het 16 tot 22 gram wegende vogeltje wordt 14 cm groot en heeft een spanwijdte van 22 cm.
Het is een zeer algemene en wijdverspreide broedvogel in bossen, bosschages, parken en tuinen. Ook zijn ze nog tot hoog in de bergen te vinden. De roodborst wordt meestal als individu gezien en maar zelden in groepjes. Zijn nest ligt, of op de grond, in graspollen, boomstronken, tussen wortels of andere ondiepe holtes. De roodborst broedt van april tot en met juli. Per legsel (met 2 broedsels) 5 of 6 gespikkelde wit-blauwachtige eieren. Vrouwtje bebroedt de eieren gedurende 14 dagen. Jongen vliegen 2 weken na uitkomen uit. De roodborst roept met een harde, korte tik, dit wordt vaak in series herhaald. De alarmroep is een zeer fijne 'sieh'. Er is sprake van een moeilijk te omschrijven, parelende, ijle zang. De roodborst is vrijwel het gehele jaar te horen.