Het zorginstinct van ouder koolmezen is zo groot dat ze bedelende juveniele toch nog bijvoeren.
Jongen koolmezen zitten 18 tot 21 dagen op het nest. Nadat ze zijn uitgevlogen, worden de jongen nog 2 tot 3 weken gevoerd. Koolmezen eten rupsen, andere kleine insecten (tot circa 1 cm lengte), beukennootjes en andere zaden. Koolmezen zijn ook vaak te vinden op voedertafels, zeker wanneer pinda's en zonnebloempitten worden gevoerd. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt later tegen het najaar. Vroeg geboren jonge vertonen vaak in de zomer al een wazige zwarte streep.
De pimpelmees (Cyanistes caeruleus, vroeger Parus caeruleus) is een mees die in vrijwel heel Europa regelmatig voorkomt. Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen. Het zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. In Nederland neemt het aantal pimpelmezen anno 2015 nog altijd toe.
Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17 tot 20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12 tot 15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. In juveniel kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr, gevolgd door bellende geluiden, en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, in de tussenpozen slaat hij met de vleugels.
Pimpelmezen zien elkaar anders dan wij ze zien doordat zangvogels, waartoe pimpelmezen behoren, heel goed uv-licht kunnen waarnemen, dit in tegenstelling tot de mens. Kleuren lichten daardoor aanzienlijk feller op. Dit is essentieel voor het vrouwtje om het mannetje te kiezen waar zij de voorkeur aan geeft. Het gekleurde 'petje' is hierbij het belangrijkste deel van het mannetje dat indruk moet maken op het vrouwtje. Uv-gevoeligheid helpt om het verenkleed voor soortgenoten helder zichtbaar te maken en toch voor roofdieren minder goed zichtbaar te zijn aangezien die - net als de meeste andere dieren - geen uv-licht kunnen waarnemen. Voor vrouwtjespimpelmezen spelen ook de dans en zang van het mannetje en door hem aangeboden voer een rol bij de partnerkeuze.