zaterdag 22 juli 2017

De Huismus (Passer domesticus)

De huismus (Passer domesticus) is een kleine zangvogel die samen met ongeveer twintig andere mussensoorten zoals de ringmus, behoort tot de familie Passeridae. Hoewel de Huismus de meest voorkomende tuinvogel is, ontbrak deze nog op mijn lijstje met vogelsoorten die de de voederplaats en de vijver bij de fotohut hebben ontdekt.

Dat lijstje omvatte 28 vogelsoorten, waaronder; de Appelvink, Bonte vliegenvanger, Boomklever, Boomkruiper, Ekster, Fitis, Goudvink, Grauwe vliegenvanger, Groene specht, Groenling, Grote bonte specht, Heggenmus, Holenduif, Houtduif, Koolmees, Koperwiek, Kuifmees, Merel, Pimpelmees, Roodborst, Staartmees, Tjiftjaf, Tuinfluiter, Vink, Vlaamse gaai, Winterkoning, Zanglijster en de Zwartkop. Met de Huismus erbij zijn het nu 29 soorten.


De huismus eet voornamelijk zaden en insecten. De zang van het vogeltje beperkt zich doorgaans tot getjilp. De huismus beweegt zich vliegend of hippend voort. De mus is een standvogel: hij blijft doorgaans rond dezelfde plek wonen. Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is. Het mannetje heeft een grijze kruin en grijze wangen, een zwarte keel en borst, een zwart masker met witte stip achter het oog, een witte streep over de vleugels en in het broedseizoen een zwarte snavel. Het vrouwtje heeft een minder contrastrijke tekening dan het mannetje, een lichte oogstreep, enige tekening op rug en vleugels en een effen lichtgrijze/bruine borst. In de ruitijd is hun verenkleed soms nauwelijks meer te herkennen als van een huismus.

De Huismus Juveniel

Jonge huismussen, juvenielen genaamd, verspreiden zich jaarlijks in de loop van de zomer en de herfst over een groter gebied. Dit verschijnsel heet dispersie. Dat kan een plaatsverwisseling zijn met juvenielen uit een andere kolonie, of het kan een nieuw gebied zijn waarheen getrokken wordt. De grootste vastgestelde afstand, die een juveniele huismus ooit heeft afgelegd, is 545 km.


De huismus leeft in grote delen van de wereld, in ieder geval in bijna alle gematigde en subtropische gebieden. Het dier komt vaak dicht bij of in de woongebieden van mensen voor en geldt als cultuurvolger. Voor een deel is de verspreiding op een natuurlijke wijze verlopen, voor een deel is de huismus door de mens actief verspreid. De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australiƫ en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.

In koudere streken, zoals rond de poolcirkel, kan de mus dankzij de warme omgeving van de mensen overleven. De huismus en de ringmus hebben een deels complementaire spreiding: waar de huismus de overhand heeft, zijn er veel minder ringmussen, en vice versa.