dinsdag 29 januari 2019

Zwammen op dood en rottend hout

Zwammen groeien voor het overgrote deel op dood en rottend hout. Het zijn de opruimers van de natuur. Het hoofdbestanddeel van zwammen zijn schimmels. Schimmels planten zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort. De geslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van sporen, de ongeslachtelijke voortplanting gebeurt op vegetatieve wijze met schimmeldraden en zwamvlokken.

Als saprofyten (afbrekers) spelen schimmels een belangrijke ecologische rol bij de afbraak van dood plantaardig materiaal (bacteriën zijn vooral belangrijk bij de afbraak van dierlijk materiaal). Veel schimmels leven in symbiose met planten in de vorm van een mycorrhiza, door bijvoorbeeld voor bomen mineralen te absorberen en in ruil daarvoor suikers terug te krijgen voor hun eigen voeding. Op deze wijze verhogen schimmels de biodiversiteit, omdat de boom (of andere plant) kan overleven in moeilijkere omstandigheden. Ook orchideeën leven vaak in symbiotische relatie met een schimmel.

Oranje aderzwam (Phlebia radiata)

De aderzwammen hebben geen hoed. De Oranje aderzwam valt vooral op door de feloranje kleur, het middengedeelte is meestal meer rozig gekleurd. Saprotroof op dode takken, vaak nog aan de boom, en op stammen van loofbomen, bij voorkeur Eik (Quercus), zeer zelden op naaldbomen, in loof- en gemengde bossen op allerlei grondsoorten.

Waaiertje (Schizophyllum commune)

Het Waaiertje komt vooral voor op dood hout van liggende stammen en takken van loofbomen. Soms ook als wondparasiet op levend hout. De soort komt vooral op door zonbeschenen plaatsen, bijvoorbeeld kapplaatsen en groeit vaak samen met het Ruig Elfenbankje.

Het Waaiertjes is goed te herkennen door de harige grijswitte bovenzijde maar bovenal door de gespleten lamellen aan de onderzijde en de ongregelmatig ingesneden, omkrullende rand.

Dennenharszwam (Phlebiopsis gigantea)

De dennenharszwam, Phlebiopsis gigantea, is een saprofyte schimmel die witte (=vochtige) houtrot veroorzaakt op stronken en stompen van naaldbomen. De schimmel groeit in een dunne lichtgrijze laag van niet meer dan 1 mm dik, op het oppervlak van hout en bast van naaktzadigen. Het vruchtlichaam produceert seksuele basidiosporen die via de lucht worden verspreid, maar de schimmel heeft ook een aseksuele fase. Deze zwam speelt een belangrijke ecologische rol bij de biologische afbraak van plantaardig materiaal van coniferen, met name via efficiënte depolymerisatie en mineralisatie van lignine.