donderdag 17 januari 2019

Tussen de buien door het bos in

Vorige week vrijdag fotografeerde ik een aantal Dennenharszwammen in de bossen tussen de Witrijt en Postel. Vanmorgen zag ik in de bossen van de Hulselse Staat er een die een stuk verder doorontwikkeld was. Een stuk verder zag ik nog het Oorzwammetje en bomen waar UV-mos op zat.

Dennenharszwam (Phlebiopsis gigantea) groeit op de zaagwond van gevelde dennenbomen.

De Dennenharszwam, Phlebiopsis gigantea, is een saprofyte schimmel die witte (=vochtige) houtrot veroorzaakt op stronken en stompen van naaldbomen. De schimmel groeit in een dunne lichtgrijze laag van niet meer dan 1 mm dik, op het oppervlak van hout en bast van naaktzadigen. Het vruchtlichaam produceert seksuele basidiosporen die via de lucht worden verspreid, maar de schimmel heeft ook een aseksuele fase.

Deze zwam speelt een belangrijke ecologische rol bij de biologische afbraak van plantaardig materiaal van coniferen, met name via efficiƫnte depolymerisatie en mineralisatie van lignine.


Het Oorzwammetje (Crepidotus spec.) groeit op een klein eikentakje.

Het oorzwammetje is een klein schelpvormig paddenstoeltje dat je algemeen aantreft op dode takjes in het bos. De hoed is maar 0,5 tot 3 centimeter groot. Vaak groeien er vele bij elkaar, wat dan weer helpt bij het zoeken naar dit leuke zwammetje. In zo’n groepje vind je allerlei stadia van ontwikkeling bij elkaar, van klein tot groot.

De kleur kan variĆ«ren, van wit tot geelwit van boven, aan de onderzijde kan de kleur wit of bruinachtig bege zijn. De latijnse naam “variabilis” wijst op deze gevarieerdheid in kleur. Er bestaan meerdere soorten die erg op elkaar lijken, maar het witte oorzwammetje is daarvan het meest algemeen. Het hoedje kan er van boven wat viltig of wollig uitzien. De lamellen aan de onderkant staan wijd uiteen.


Gewone Poederkorst (Lepraria incana) groeit aan de noordelijke kant van de boom.

De Gewone Poederkorst Lepraria incana is een poedervormig korstmos, dat vooral op vervuilde boomvoeten, op hout of op schors voorkomt. Deze soort komt voor op beschaduwde tot halfbeschaduwde plaatsen met een hoge luchtvochtigheid.

De vermeerdering gebeurt door kleine stukjes die losraken en worden meegevoerd door de wind.