maandag 28 januari 2019

Kleine Bonte Specht (Dryobates minor)

Vanmiddag zag ik een Kleine bonte specht in de bossen tussen Hulsel en Reusel. In eerste instantie dacht ik dat een Middelste bonte specht bezig was met het uithakken van een nieuwe nestholte. Maar eenmaal thuis zag ik op het computerscherm dat het een Kleine bonte specht was. Ik was ook met de kleinste specht erg tevreden, ik had deze namelijk nog nooit bij leven en welzijn gezien.

Dit Kleine bonte specht mannetje was mogelijk bezig met het uithakken van een nieuwe nestholte.

De kleine bonte specht (Dryobates minor) is een vogel die tot de familie spechten (Picidae) behoort. Het is een standvogel in een groot deel van Europa, waar hij voornamelijk in gematigde en boreale bossen leeft. De kleine bonte specht voedt zich keverlarven, bladluizen en andere kleine ongewervelde dieren.

De Kleine Bonte Specht is het kleinduimpje onder de spechten, niet groter dan een flinke mus. De lichaamslengte van een volwassen vogel bedraagt 14 tot 16 centimeter en de vleugelspanwijdte 25 tot 27 centimeter. De Kleine bonte specht geeft meer de voorkeur aan kleinere dode takken en twijgen vlak bij de grond. Heeft een voorkeur voor natte gebieden maar is ook te vinden in boomgaarden en een parkachtige omgeving. Onopvallend vogeltje dat je maar zelden te zien krijgt. Slechts zijn zang - een valkachtig 'kikiki'- verraadt hem. Verder onderscheidt de kleine bonte specht zich van zijn grotere broer door het ontbreken van de witte schoudervlekken en heeft het mannetje de rode vlek voor op het hoofd zitten in plaats van achter in de nek.


De snavel en poten zijn grijs gekleurd en de iris kastanjebruin. Het verenkleed is aan de bovenzijde overwegend zwart en aan de onderzijde wit met vage donkere streepjes. De vleugels zijn aan de bovenzijde duidelijk gebandeerd met brede, witte banen. De zwarte onderrug heeft smallere witte banen. Ook de staart is wit gebandeerd. Net als de meeste spechten heeft de kleine bonte specht staartpennen met stugge veerschachten, die extra ondersteuning bieden tijdens het klimmen. De kop is overwegend wit op de zijkanten en de keel. Vanaf de snavel loopt een zwarte baardstreep door tot halverwege de nek. Het voorhoofd is wit gekleurd, vaak met een gele tint.

De kleine bonte specht is duidelijk seksueel dimorf wat betreft de koptekening. Alleen het mannetje heeft een rode kruin, aan de zijkanten gebiesd met een zwarte streep. Het vrouwtje heeft een geheel zwarte kruin en is dus geheel zwart-wit gekleurd. Het juveniele mannetje heeft een roze vlek op de voorste helft van de kroon, bij het vrouwtje is deze plek donker of grijs gevlekt.

De kleine bonte specht foerageert in vrijwel alle vegetatielagen, maar voornamelijk in de bovenste boomlagen. Dankzij zijn laag gewicht is hij in staat om aan dunne of dode takken te hangen terwijl hij naar voedsel zoekt. Wanneer de kleine bonte specht op zoek is naar houtbewonende keverlarven, slaat hij met zijn snavel stukken uit rot hout. Houtsnippers onderaan een boom is vaak een eerste indicatie voor bosbeheerders dat er keverlarven in de bovenste takken leven. De kleine bonte specht brengt het grootste deel van de dag door in de bovenste boomlagen. 's Nachts slaapt hij in oude nestholtes.

Broedtijd en broedplaats
De broedtijd van de kleine bonte specht ligt in de maanden maart tot augustus, afhankelijk van de regio. De nestholte wordt in een boomstam of in een sterke tak uitgehakt, meestal in zacht, dood hout. Soms wordt echter een oude nestholte of een natuurlijke boomholte gebruikt. De kleine bonte specht maakt een vlieggat met een diameter van 3 tot 3,5 centimeter, doorgaans drie tot wel twintig meter boven de grond. De nestholte zelf is 10 tot 18 centimeter diep en is op de bodem bedekt met houtkrullen en fijn zaagsel. Een schacht verbindt de holte met het vlieggat en kan relatief lang zijn. Vaak bevindt de eigenlijke holte zich dertig centimeter of meer onder de ingang.

Het broedsel bestaat uit vier tot zeven glanzende witte eieren van ongeveer 19 bij 14,5 millimeter. Deze worden in elf à twaalf dagen door beide ouders uitgebroed. Na achttien tot twintig dagen vliegen de jongen uit. Er wordt per broedpaar jaarlijks slechts één legsel grootgebracht. Het komt vaak voor dat een vrouwtje met twee mannetjes paart en derhalve twee legsels produceert.

Buiten het broedseizoen voedt de kleine bonte specht zich voornamelijk met insectenlarven, die hij vooral op dunne dode takken van levende bomen zoekt. Tijdens het broedseizoen jaagt hij ook op kleine ongewervelden die op de oppervlakte van bast en bladeren leven, zoals bladluizen. Dit vormt ook het hoofdvoedsel voor de nestlingen.