Dikke mist en vorst vormen veel verkeersoverlast, maar in de natuur is dat geen probleem.
Rijp is een winters verschijnsel waarbij alles een schijnbaar wit suikerrandje krijgt. Als er naast vorst ook nog eens flink wat mist is krijg je ruige rijp, waarbij de rijp verder uit groeit. Ruige rijp is een redelijk schaars voorkomend fenomeen en geen verschijnsel dat je iedere winter zomaar te zien zult krijgen. Een dag met rijp en mist zorgt voor een grijze dag, zodat er maar weinig contrast en kleur te zien is. Een landschapsfoto lijkt dan meer op een zwart-wit foto. Maar als je foto's maakt op korte afstand lijkt er niet veel mist te zijn.
Rijp op de Gele trilzwam (Tremella mesenterica)
De gele trilzwam is een zeer algemene Trilzwam die het gehele jaar door gevonden kan worden op takken van diverse loofbomen, vooral in de late herfst tot in het voorjaar. Het vruchtlichaam breekt meestal door de schors heen, maar kan ook op de al reeds ontschorste tak groeien. Hele jonge exemplaren zijn schijfvormig gevormd, maar ze zijn al snel geplooid en gelobd. Hele oude exemplaren vervloeien gedeeltelijk. De Gele Trilzwam is opvallend goudgeel, en de oudere exemplaren zijn bleekgeel. De gele kleur en geplooid en gelobde vorm sluiten andere zwammen uit. Jonge exemplaren zouden wel verward kunnen worden met diverse soorten Druppelzwammen.
Rijp op de Eikenbloedzwam (Stereum gausapatum)
Eikenbloedzwam (Stereum gausapatum) heeft een korstvormig vruchtlichaam met golvende of gekroesde, afstaande, viltige, oranje- tot roestbruine, soms wat donkerpaarsachtige hoed (1-2 cm), met witte rand. Onderzijde glad, zonder plaatjes of poriën, okerkleurig tot bleekbruin, roodkleurend bij beschadiging of vochtig weer. Sporen wit. Deze korstzwam groeit dakpansgewijs boven elkaar op dood hout van eiken. Kan het hele jaar door gevonden worden. Zeer algemeen.
Rijp op de Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) en de Lilabruine schorsmycena (Mycena meliigena)
Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) geldt in Nederland als een vrij zeldzame paddenstoel. Vruchtlichamen zijn aanwezig in november, december en januari, op bemoste stammen van loofbomen, vooral (knot)wilgen. De hoed is eerst klokvormig, later vlakker, en tot ongeveer 10 mm in diameter. Het centrum is vaak enigszins afgeplat. De kleur is donker blauwgrijs, later bleker en wat bruinig verkleurend. Bij jonge paddenstoeltjes lijkt de hoed enigszins bedekt met poeder. De lamellen zijn vooral bij jonge exemplaren lichter dan de hoed, later donkerder. Ze zijn breed en staan vrij ver uit elkaar. De vaak bochtige steel heeft veelal de kleur van de hoed en lijkt soms onderaan behaard. Naar boven toe wordt de steel lichter. De soort komt voor in groepen. Het vruchtlichaam is geurloos.
Ook de Lilabruine schorsmycena (Mycena meliigena) is een zeldzame paddenstoel. Niet zo zeldzaam als de Opkrullende strookzwam, maar de Verspreidingsatlas meldt slechts 69 vindplaatsen sinds 1940. Ik melde deze paddenstoel bij Waarnemeing.nl, die de melding goed keurde. Als ik op de Verspreidingsatlas lees dat microscopische controle is nodig voor zekere determinatie nodig is voor een goede determinatie, verwondert het mij dat zij daar niet om vragen. Overigens, men vermeld eveneens dat een foto met relevante details de melding kunnen ondersteunen. Rode Lijst 2008: Zeldzaam / Bedreigd.
Rijp op de Illosporiopsis christiansenii, een schimmel op korstmos.
Illosporiopsis christiansenii is een parasitaire soort op Physcia-soorten. Hoewel er geen officiële Nederlandse naam voor bestaat, wordt het wel eens 'Lipstickmos' genoemd. Vruchtlichamen knalroze, kussenvormig, meestal op soralen van Physcia tenella op vrijstaande bomen waarop de gastheer in grote grote hoeveelheden groeit. Hij behoort echter tot de basis. Het produceert veel meer solide, lichtroze coronale sclerose op de dode en afstervende delen van de thallus van de gastheer. Hoewel deze soort in vele database wordt ingedeeld als Korstmos, zou je het eerder indelen bij de zwammen, het is namelijk een schimmel.
Groot Dooiermos - Xanthoria parietina
Groot Dooiermos gedijt in omstandigheden waar veel stikstof en ammoniak in de lucht zit. Rond het Beleven groeit het op zowat elke boom. Of dat een meerwaarde is voor de natuur? Nee, eigenlijk niet. Hoe meer Dooiermos, hoe meer ammoniak en stikstof vervuiling vanuit de intensive veehouderij. En dat is slecht voor de natuur. Het gaat ten kosten van het leefmilieu van de bloemen en insecten, en dus ook van de vogels. Het is een milieubelasting die niet makkelijk ongedaan is te maken.
Groot dooiermos (Xanthoria parietina), ook wel steenkorstmos, is een veel voorkomende en opvallende soort korstmos. De kleur is meestal heldergeel tot oranje, maar ook andere kleurschakeringen komen voor. Meestal zijn er apotheciën (schotelvormige vruchtlichamen) aanwezig, die van binnen donkeroranje zijn gekleurd. De gele kleurstof parietinezuur werd vroeger wel gebruikt als verfstof. De gele kleurstof wordt bloedrood wanneer deze in aanraking komt met een sterke base, zoals kaliloog of natronloog. Dit soort kleurreacties worden veel gebruikt om korstmossen op naam te brengen.
Witstippelschildmos - Punctelia borreri
Witstippelschildmos (Punctelia borreri) groeit als epifyt op goedbelichte bomen met een niet al te zure schors, soms ook op steen. Witstippelschildmos kan verward worden met Gestippeld schildmos (Punctelia subrudecta) maar bij Gestippeld schildmos zijn de lobben onregelmatiger hoekig, en de pseudocyphellen verschillen niet of nauwelijks van grootte. Witstippelschildmos kan ook nog worden verward met Rijpschildmos (Punctelia jeckeri) maar die heeft de soralen vooral op de lobranden.
Gestippeld Schildmos - Punctelia subrudecta
Het gestippeld schildmos groeit meestal op vrijstaande bomen. Met name wilg en esdoorn zijn geliefd. Ook op schors groeit het korstmos wel. Het bladvormige thallus van boven blauwachtig grijs. De iets opstaande, afgeronde lobben zijn aan de onderkant licht bruin tot roze.
In het midden van het thallus zitten witte punten,die uitgroeien tot puntvormige of linvormige geelwitte soralen (openingen waardoor algpakketjes worden weggeschoten). Zwaveldioxide vormt een bedreiging voor het Gestippeld schildmos.
Gewoon Schildmos - Parmelia sulcata
Gewoon schildmos (Parmelia sulcata) is een bladvormige korstmos die behoort tot de orde Lecanorales van de ascomyceten. Gewoon schildmos komt voor op de schors van bomen en dood hout en is in Nederland algemeen voorkomend. Gewoon schildmos lijkt veel op blauwgrijs steenschildmos, maar die heeft isidiën. Gewoon schildmos vormt voor de verspreiding spleetsoralen.
Melig Takmos - Ramalina farinacea
Melig Takmos (Ramalina farinacea) groeit als epifyt op bomen met neutrale of iets zure schors. Meestal op goedbelichte bomen, maar kan ik bossen ook voorkomen. Wordt soms gevonden op het dood bewerkt hout. Melig takmos is te verwarren met Eikenmos (Evernia prunastri), maar bij Eikenmos zijn de onderkanten van de takken duidelijk lichter (wit) dan de bovenkant. Ook zijn de takuiteinde van Eikenmos stomper. Jonge exemplaren van andere Ramalina soorten kunnen soms niet met zekerheid van Melig takmos onderscheiden worden.