De Flaes met voornamelijk Grauwe ganzen en wat aalscholvers.
De Zwarte ooievaar, Kraanvogel en de Lepelaar doen op hun trektocht naar zuid Europa de Flaes, in Lage Mierde wel eens aan. Na een paar dagen, als ze weer wat aangesterkt zijn, vliegen ze dan weer verder zuidwaarts. Het zuidelijke deel van landgoed 'De Utrecht' kent een waterrijk gebied. De Flaes en Kleine Flaes en het Goorven zijn uitermate geschikt voor reigerssoorten, ooievaars en ibissen, waaronder de Kraanvogel.
Bij oostenwind in deze tijd van het jaar begint het bij u vast ook te kriebelen. De eerste kraanvogels zijn onderweg naar het zuiden, en in deze periode worden de eerste groepjes over ons land vliegend waargenomen. Met een beetje mazzel trompetteren ze ook nog. Heeft u dat eenmaal gehoord dan bent u vast voorgoed verliefd op de kraanvogeltrek. Normaal gesproken is oktober dé kraanvogelmaand bij uitstek. Vanuit de broedgebieden in Noord- en Oost-Europa trekken ze naar de overwinteringsgebieden in Zuid-Europa. De laatste jaren trok het gros van de kraanvogels overigens niet verder dan Frankrijk, in plaats van de traditionele overwinteringsplekken in Spanje. In Noord-Frankrijk, bij Lac du Der, zaten eind januari 2016 nog zo’n 20.000 kraanvogels op de akkers.
Als het een paar dagen oostenwind is in ons land worden de eerste groepen iets uit hun koers gedreven. De meeste vogels trekken normaal vanuit noord Europa via Denemarken naar Noordwest Duitsland en blijven dan voornamelijk langs de Duits-Nederlandse grensstreek naar het zuiden vliegen. Maar als het een paar dagen stevig uit het oosten waait, verschuift hun koers wat naar het westen. Een deel van de Kraanvogels vliegt dan een meer westelijke route, tot aan de Brabantse Kempen.
Bijna alle kraanvogels die in en over Nederland worden waargenomen broeden in Noord- en Oost-Europa, maar stiekem blijven er steeds meer ‘hangen’ in ons land. In 2009 waren er al drie tot vier territoriale broedparen in ons land (bron: SOVON Broedvogelverslag 2009 in druk). In 2001 vond het eerste succesvolle broedgeval plaats in het Fochteloërveen, en sindsdien groeit het aantal broedparen langzaam maar gestaag. Blijkbaar vinden ze in ons drukke land toch voldoende rust en ruimte om te broeden. Ook in de ons omringende landen neemt het aantal broedparen langzaam toe. Zo vond in 2008 het eerste succesvolle broedgeval plaats in Nordrhein-Westfalen en in Frankrijk (Lotharingen) nestelden in 2006 al vijf tot zes paar.