De steltkluut (Himantopus himantopus) kan door dieper water als andere steltlopers.
Deze vogel heeft enorm lange, roze poten (bijna de helft van de totale lengte), een zwart-wit verenkleed en een lange, rechte naaldfijne snavel. De mantel en vleugels zijn zwart, de kop en kruin zijn wit (vaak grijs bij mannetje). Juveniel lijkt op adult, maar de bovenzijde is bruiner en de poten vuilroze of grijzig. In de vlucht steken de poten ver buiten de staart uit en contrasteren de zwarte ondervleugels sterk met het witte lichaam. Als hij niet in het water loopt, moet hij diep doorbuigen om voedsel op te pikken. Het voedsel bestaat uit allerlei kleine ongewervelde waterdieren: slakken, waterkevers, larven van vliegende insecten, spinnen wormen, kikkervisjes, kleine visjes en soms ook zaden. Zoekt vooral voedsel in ondiep water.
De steltkluut broedt graag in kleine kolonies. Droge voorjaren in Zuid-Europa zorgen waarschijnlijk voor hoge aantallen in Nederland. Begint, zeker in Nederland - de noordelijkste verspreiding - pas eind mei met broeden, en legt daarbij 3 tot 5 eieren die na 22 tot 25 dagen uitkomen. Vrijwel direct kunnen de jongen lopen en voor zichzelf zorgen, en als na 28 dagen de jongen kunnen vliegen, zijn ze ook direct zelfstandig.
Ondiepe wateren (tot 20 cm.) zonder getij. Ondiepe zoet- brak- en zoutwatermoerassen, inundatiegebieden, rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens zijn typische broedplaatsen. In Nederland zijn vooral ondiepe zoetwatermoerassen van belang als broedgebied - de overige habitats zijn in Nederland niet of nauwelijks aanwezig.
In veel jaren broedt er in Nederland hooguit een enkel paartje steltkluten. In jaren van grote droogte in het Middellandse Zeegebied wijken steltkluten echter uit naar noordelijker broedgebieden. In zulke jaren komen in Nederland tot enkele tientallen paartjes tot broeden.