De steenuil is nog een talrijke broedvogel en staat daarom niet op de Rode Lijst
De steenuil (Athene noctua) is een klein gedrongen uiltje met felle gele ogen en witte wenkbrauwstrepen. De steenuil is de op een na kleinste uil in de Benelux. De kleinste is de dwerguil. Het is een klein gedrongen uiltje van ongeveer 21 tot 27 cm lang en met een spanwijdte van ongeveer 55 cm. Het mannetje wordt ongeveer 180 gram, het vrouwtje wordt 200 gram. De steenuil heeft een platte kop met felle gele ogen, en heeft aan de bovenkant bruine veren met lichte vlekken.
Deze uil is ook overdag actief, en regelmatig zittend in een oude eik, knotwilg of op een weidepaaltje te zien. De vogel valt echter niet op doordat hij zo klein is. Hij maakt wel veel lawaai, van oktober tot februari is zijn roep te horen, een soort “koewie”, gekef en een wat langer “joeeek”. Het voedsel van de steenuil is aangepast aan zijn grootte, hij vangt wel muizen als hij kan, maar ook veel regenwormen, kevers en andere insecten en soms kikkers. Soms verrast de steenuil prooien die verrassend groot zijn ten opzichte van zijn eigen formaat, zoals ratten. Hij heeft verschillende jachttechnieken. Observeren vanaf een paaltje, over de grond lopen en rennen of jagen vanuit een lage vlucht.
Tussen 1980 en 1990 werd het aantal broedparen nog geschat op rond de 10.000 paar. Daarna volgde een scherpe daling, maar volgens SOVON stabiliseerde het aantal na 1996. Rond 2007 broedden er ongeveer 5500 tot 6500 paar in Nederland en 8000 paar in Vlaanderen. De soort is in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst gezet. De steenuil is in Vlaanderen nog een talrijke broedvogel en staat daarom niet op de Vlaamse Rode Lijst. De steenuil staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN.
Het aantal steenuilen in Nederland is sterk verminderd door veranderingen op het platteland. Woongebieden en industrieterreinen namen steeds meer ruimte in en de inrichting van het overgebleven platteland is grootschaliger geworden. Een deel van de achteruitgang is te verklaren door vermindering van nestelgelegenheid, bijvoorbeeld in oude schuren en hoogstamboomgaarden. Hagen en houtkanten zijn schaarser dan vroeger. Steenuilen worden ook relatief vaak slachtoffer van het verkeer.