woensdag 26 april 2017

De Steenuil staart de omgeving in

De Steenuil is de bekendste van de kleinere uilensoorten. In ons land is hij van oudsher een bekende verschijning in vooral kleinschalig agrarisch cultuurlandschap. De steenuil schuwt de menselijke omgeving niet en broedt vaak op boerenerven, vooral als deze voldoende natuurlijke variatie bieden. Dan kan een steenuil op een klein oppervlak alles vinden wat hij nodig heeft. Vanaf paaltjes of andere verhogingen zoekt de steenuil naar voedsel en vliegt daar in golvende vlucht op af.


De steenuil is nauwelijks groter dan een merel maar oogt toch wat forser door z’n opgezette veren. Het verenkleed is overwegend bruin tot grijsbruin met witte streepjes en druppelvormige vlekken. Opvallend zijn de felgele ogen en lichte ‘wenkbrauwen’. Het achterhoofd lijkt een kopie van het voorhoofd met toegeknepen ogen. In rust is zijn postuur gedrongen, bij waakzaamheid rekt de uil zich uit. Niet altijd zichtbaar zijn de lange, bevederde poten.

Broedperiode van half april tot half mei. Legsel bestaat gemiddeld uit 3-5 eieren. Normaliter één legsel per jaar, incidenteel tweede legsel tot half juni. Broedduur: 24-28 dagen. Broedt in allerlei natuurlijke holtes van bomen, vooral knotwilgen en oude (hoogstam)fruitbomen. Ook in rustige hoekjes of nissen van gebouwen of schuren en in speciale nestkasten. Jongen verlaten na ongeveer een maand het nest, maar zijn dan nog niet vliegvlug. Na ongeveer 38-46 dagen zijn ze dat wel, maar worden daarna nog ca. 5 weken verzorgd.