woensdag 16 juni 2021

Zeldzaam mengtandem van 2 Libellen soorten

Gisteren zag ik een Libellen mengtandem van een Bruine korenbout en een Viervlek. Een BruineKorenbout heeft een blauw achterlijf en blauwe ogen. Een Viervlek heeft een vlek in het midden aan de voorrand van de vleugels, en de korenbout niet. Duidelijk twee verschillende soorten. Een gemengd huwelijk, zou je kunnen zeggen. Of het tot een daadwerkelijke paring is gekomen lijkt te betwijfelen. Het vrouwtje hing er een beetje aan te bengelen. Het mannetje hield haar vast, zonder dat het vrouwtje met haar achterlijf naar het geslacht van het mannetje reikte.


Een Libellen mengtandem van een Bruine korenbout en een Viervlek.

Een paringswiel is de houding die (twee) libellen aannemen bij het paren. Nadat het mannetje het vrouwtje in de tandem-houding heeft genomen, brengt het vrouwtje haar geslachtsopening, die zich op de overgang van achterlijfssegment acht en negen bevindt, tegen het secundair copulatie-orgaan van het mannetje, onder achterlijfssegment twee. Op die manier kan ze de spermatofoor van het mannetje ontvangen. Een koppel kan uren in die positie blijven en daarbij ook rondvliegen.

De paring verloopt bij libellen niet zachtzinnig. Vrouwtjes die zich in de buurt van het water wagen, worden direct door een mannetje gegrepen voor de paring. Dit doet hij door met zijn achterlijfsaanhangselen het vrouwtje beet te pakken bij het halsschild (juffers) of achter de kop (libellen). Vaak gaat dit gepaard met een worsteling in de lucht. Als het mannetje hierin slaagt ontstaat de zogenaamde tandempositie, waarbij het vrouwtje dus achter het mannetje aanbungelt. Samen vliegen ze verder, om de paring in bomen of in de oevervegetatie te voltooien. Bij sommige soorten wordt de paring in de lucht voltooid.


In de volgende fase van de paring ontstaat het kenmerkende, hartvormige paringsrad (ook wel copula genoemd): het vrouwtje brengt haar achterlijfspunt naar de onderkant van het achterlijf van het mannetje, vlak achter het borststuk. Hier bevindt zich namelijk het secundaire geslachtorgaan van het mannetje, waar een spermapakketje ligt opgeslagen. Dit spermapakketje heeft het mannetje zelf overgebracht van het primaire geslachtsorgaan (in de achterlijfspunt), naar het secundaire geslachtsorgaan. Als het paringsrad tot stand is gekomen vindt de uitwisseling van sperma plaats. Echter niet voordat het mannetje het sperma van een eventueel vorig mannetje uit het lichaam van het vrouwtje heeft gehaald, met behulp van een speciaal borstelvormig orgaantje in het secundair geslachtsorgaan.

Vrouwtjes lijken weerloos tegen het paringsgeweld van het mannetje, maar schijn bedriegt. Vrouwtjes die niet tot paring bereid zijn, slagen er meestal wel in om de tandempositie of copula te verbreken. Ook wanneer het sperma van een vorig mannetje wordt verwijderd, kan het vrouwtje toch een deel van het sperma achterhouden en dus bepalen welk mannetje haar eitjes bevrucht.