Vanmorgen fietste ik, gewapend met een pocket camera, naar Wintelre om te kijken wat voor libellen en Juffers op het Groot Meer zouden zitten. Behalve heidelibellen zag ik mooie juffers. Zo zag ik diverse Variabele waterjuffers, Watersnuffel en Lantaarntjes. Het Lantaarntje op de foto (helemaal onder) is een nog niet uitgekleurd exemplaar.
De Variabele waterjuffer komt voor bij meer of minder voedselrijke, stilstaande wateren met veel water- en oeverplanten, zoals sloten, poelen, plassen en vennen. Bij zwak-stromende wateren bezet de soort de verlandde delen met een rijke oevervegetatie en ondergedoken waterplanten.
De Variabele waterjuffer is 34-38 mm. Lange en vooral slanke waterjuffer, waarvan zowel de mannetjes als vrouwtjes variabel getekend zijn. Mannetje: zeer slank achterlijf. De hoeveelheid blauw op het achterlijf varieert van bijna zo veel als azuurwaterjuffer, tot slechts kleine blauwe vlekjes. Op segment 2 staat meestal een Y-vormige figuur, die met de achterrand van het segment verbonden is. De schouderstrepen zijn meestal onderbroken, in de vorm van een uitroepteken. Vrouwtje: zeer variabel. Vaak vrij veel blauw op het achterlijf, terwijl lichte delen op borststuk meestal groenig zijn. Aan de andere kant van het spectrum staan groene vrouwtjes met een geheel donkere achterlijfsrug. Beste kenmerk is de vorm van het halsschild (zie Detailkenmerken).
Het Groot Meer is een ven in het Noord Brabantse Wintelre en is 188.510 m2 groot. De vennen liggen in het bosgebied Buikheide en Oude Molen, dat eigendom is van de gemeente Eersel en 520 ha groot is. Omdat ze niet verzuurd zijn kennen ze een bijzondere plantengroei, daarom zijn ze in 1990 aangewezen als beschermd natuurmonument. Ze zijn onderdeel van Natura 2000 gebied Kempenland-West.
De vennen zijn op natuurlijke wijze ontstaan door verstuiving van zand tijdens de koude periode van het Weichselien. Het Grootven meet 19 ha en behoort daarmee tot de grotere vennen van Noord-Brabant. Sinds 1952 worden ze gebruikt voor de berging van spoelwater dat vrijkomt bij de bereiding van drinkwater in het nabijgelegen pompstation Vessem. Dit spoelwater is kalkrijk, waardoor de verzuring die in de vennen van Noord-Brabant is opgetreden hier wordt geneutraliseerd. Er kunnen daardoor planten groeien als oeverkruid, naaldwaterbies, gesteeld glaskroos, pilvaren en klein blaasjeskruid. Verder leeft hier de heikikker.
De Watersnuffel komt vooral voor op zandgronden, vaak bij grote vennen maar ook bij andere grotere wateren. De grootste aantallen zijn te vinden bij voedselarme, zure vennen en hoogvenen.
De Watersnuffel is 29-36 mm. Kenmerkende borststuktekening: de lichte schouderstreep is minimaal even breed, maar meestal breder dan zwarte schoudernaadstreep die eronder ligt. Bovendien is aan de basis van de tweede zijnaad geen kort streepje aanwezig. Alleen op de eerste zijnaad bevindt zich een dergelijk streepje. Bij andere blauwe juffers zijn beide streepjes aanwezig. Mannetje: blauw, met een relatief beperkte zwarte tekening op het achterlijf. De tekening op de bovenzijde van segment 2 is variabel, maar meestal in de vorm van een paddestoel (of ‘atoombommetje’). De segmenten 3, 4 en 5 hebben zwarte vlakjes bij de achterrand, die ongeveer een kwart van de segmentlengte innemen. Segment 6 is ongeveer voor de helft zwart, segment 7 vrijwel geheel. 8 en 9 zijn geheel blauw. Sporadisch komen mannetjes voor die een uitgebreidere zwarte tekening hebben. Vrouwtjes: Achterlijfsegmenten met brede zwarte torpedovormige figuren. De lichte delen van borststuk en achterlijf eenkleurig geel, bruin, groen of blauw. Aan de onderkant van segment 8 steekt een doorntje naar achteren (de vulvaardoorn), die bij waterjuffers van het geslacht Coenagrion ontbreekt.
Het Lantaarntje is aan te treffen bij vrijwel alle watertypen. In bepaalde biotopen is het zelfs de enige libel. In Nederland worden de hoogste aantallen waargenomen bij tamelijk helder, matig voedselrijk, stilstaand water met een brede, gevarieerde oevervegetatie, zoals brede gordels van riet, lisdodde en zeggen.
Het Lantaarntje is niet groter dan 30-34 mm. Achterlijf in bovenaanzicht geheel donker, met segment 8 licht gekleurd (het ‘lantaarntje’). Pterostigma’s tweekleurig: donkere basis, lichte top. Mannetje: lichte delen op borststuk eerst groen, daarna blauw. Kleur van het lantaarntje altijd hemelsblauw (bij uitgekleurde dieren). Vrouwtje: ingewikkelde variatie in de lichtgekleurde delen. De kleur van het borststuk kan groen, blauw, paars, oranje of bruin zijn. Sommige kleurtypen lopen in elkaar over naar gelang het dier ouder wordt. Het ‘lantaarntje’ is bij sommige typen bruin in plaats van blauw en daardoor minder opvallend.