Vanmorgen dacht ik dat de zon er wel even door zou komen. Dat is een belangrijke factor bij het zoeken naar echte libellen en juffers. Libellen zijn echte zonaanbidders. Bij warm, zonnig weer zijn libellen actief en makkelijk zichtbaar. Bij bewolking en regen kruipen ze weg in de vegetatie of gaan hoog in bomen hangen. Ook houden ze niet zo van wind. Ze zijn dan vrijwel onvindbaar. Toch vond ik enkele Gewone pantserjuffers en Watersnuffels.
De Gewone pantserjuffer meet 35-39 mm. Het lichaam is grotendeels metaalgroen tot koperkleurig. Achterhoofd geheel donker. Geen duidelijke lichte schoudernaadstreep. Pterostigma’s donker gekleurd. Mannetjes: indien uitgekleurd met blauwgrijze berijping op achterlijfspunt en basis van het achterlijf. De berijping op segment 2 is niet scherp begrensd, waardoor een vage overgang naar het glimmende achterlijf ontstaat. Vrouwtjes: legapparaat heeft ‘normale’ proporties. De top reikt ongeveer tot aan de achterrand van segment 10 (aanhangsels niet meerekenen). Zijlobben van het halsschild geheel licht gekleurd, zonder donkere tekening.
De Gewone pantserjuffer zijn te vinden bij vennen, duinplassen, overige plassen, laagveen. Soms ook bij stromend water of brak water. Bredere habitatvoorkeur dan andere pantserjuffers. Voorkeur voor plaatsen met wisselende waterstand, maar minder uitgesproken dan bij andere pantserjuffers. Kan bij verzuurde vennen zeer hoge dichtheid bereiken.
De Watersnuffel meet 29-36 mm. Kenmerkende borststuktekening: de lichte schouderstreep is minimaal even breed, maar meestal breder dan zwarte schoudernaadstreep die eronder ligt. Bovendien is aan de basis van de tweede zijnaad geen kort streepje aanwezig. Alleen op de eerste zijnaad bevindt zich een dergelijk streepje. Bij andere blauwe juffers zijn beide streepjes aanwezig. Mannetje: blauw, met een relatief beperkte zwarte tekening op het achterlijf. De tekening op de bovenzijde van segment 2 is variabel, maar meestal in de vorm van een paddestoel (of ‘atoombommetje’). De segmenten 3, 4 en 5 hebben zwarte vlakjes bij de achterrand, die ongeveer een kwart van de segmentlengte innemen. Segment 6 is ongeveer voor de helft zwart, segment 7 vrijwel geheel. 8 en 9 zijn geheel blauw. Sporadisch komen mannetjes voor die een uitgebreidere zwarte tekening hebben. Vrouwtjes: Achterlijfsegmenten met brede zwarte torpedovormige figuren. De lichte delen van borststuk en achterlijf eenkleurig geel, bruin, groen of blauw. Aan de onderkant van segment 8 steekt een doorntje naar achteren (de vulvaardoorn), die bij waterjuffers van het geslacht Coenagrion ontbreekt.
De Watersnuffel zijn te vinden bij allerlei stilstaande watertypen met relatief veel open water. Hoogste dichtheden bij zure vennen en hoogvenen. Grote aantallen watersnuffels zijn hier een indicator voor verzuring. Bij voedsel- en vegetatierijke wateren zeldzamer, evenals bij zwak stromend water.
Libellen zijn een groot deel van hun levenscyclus gebonden aan water. In vrijwel alle zoete watertypen kunnen libellen voorkomen: vennen, plassen, moerassen, beken, rivieren, enzovoorts. Toch zijn libellen niet alleen langs de waterkant te vinden. De meeste soorten vliegen na het uitsluipen tijdelijk weg van het water, om te jagen, geslachtsrijp te worden en nieuwe voortplantingsgebieden te zoeken. Vooral op zonnige, windluwe plaatsen zijn ze dan te vinden, ook als er geen water in de buurt is. Denk hierbij aan bosranden, zonnige bospaden, beschutte heidevelden en graslanden.
Imago's (volwassen libellen) zijn in Nederland vooral te vinden van begin mei tot eind oktober. In de winter leven libellen als ei of larve in het water (met uitzondering van de twee soorten winterjuffers) en zijn dan dus niet vliegend aan te treffen. Omdat alle libellen voor de voortplanting gebonden zijn aan water, kunnen imago's het makkelijkst worden gevonden langs de waterkant. Rustig langs de oever of door het ondiepe water lopen levert doorgaans de meeste waarnemingen op.