dinsdag 29 juni 2021

Winterkoning op de voetgangersbrug railing

Vanmorgen wandelde ik, gewapend met mijn oude camera en korte lens, door de Grijze Steen op het Casterse deel langs de Groote Beerze. Toen ik de voetgangersbrug opliep om naar de Neterselse kant te gaan trof ik daar een Winterkoning die zijn territorium verdedigde mat zijn mooie en scherpe zang. Trof ik hier een grensbewaker?


De Winterkoning op de railing van de voetgangersbrug op de grens tussen Netersel en Casteren. Grensbewaking?

Als er voldoende dekking is, dan bouwt de winterkoning (Troglodytes troglodytes) zijn nest. Bijzonder kleine vogel met een lichaamslengte van 9 tot 10 cm, heeft een kenmerkend bekende opgerichte staart en luide zang. Is ondanks zijn naam niet bestand tegen koude winters. Karakteristiek is de recht opstaande staart. Verder klein, bruin en met lichte wenkbrauwstreep. De winterkoning vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond van struik naar struik. Komt nerveus over met een steeds opwippende staart. Heeft een kleine spitse snavel en fijne pootjes. De zang is luid en explosief, combinatie van trillers en heldere klanken.

De winterkoning broedt van half april tot in juli. Vooral in de bosrijke streken van de hogere zandgronden komt de soort veel voor, maar ook in boomrijke woonwijken en in moerassen en duinen met veel struweel. Als er voldoende groen aanwezig is, komt de winterkoning voor tot in de centra van grote steden. Winterkoningen zoeken hun voedsel in en nabij struikgewas, meestal op of laag boven de grond. Met hun fijne snavel zijn ze gespecialiseerd in het eten van kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes. Ook uit kleine spleten in bijvoorbeeld schors kunnen zij allerlei eiwitrijk gedierte peuteren.


Waarom winterkoning?
In het boek 'Natuurverhalen' van Els Baars is te lezen hoe dit kleine vogeltje aan zijn naam komt. "Lang, lang geleden kwamen alle vogels bij elkaar om een koning te kiezen. Net zoals de landdieren ooit de leeuw als koning hadden gekozen, wilden ook de vogels een koning waar ze trots op konden zijn. Vele vogels betwistten elkaar de eretitel, vooral de grote vogels zoals de blauwe reiger, de jan van gent, de uil en de zeearend. Daarom werd besloten om een wedstrijd te houden: de vogel die het hoogst kon vliegen mocht zich koning of koningin van de vogels noemen."

"Op een windstille zonnige dag verzamelden alle vogels die een gooi naar het koningschap wilden doen, zich op een weidse vlakte. De kwartel, de korhoen en de meerkoet waren toeschouwers omdat deelname zinloos was door hun geringe vliegprestaties. De graspieper en de veldleeuwerik kwamen heel ver, maar gaven na een paar honderd meter op en fladderden vrolijk zingend naar beneden. De arend, de buizerd en de ooievaar cirkelden met een rustige vleugelslag gestaag naar grote hoogten. De knobbelzwaan met zijn dikke lijf en zwiepende vlucht kwam tot ieders verbazing heel hoog, in gezelschap van de bosuil met zijn geruisloze vleugelslag. De zwaluwen schoten als een raket omhoog. Alle vogels op de grond keken vol spanning naar de ontknoping. Uiteindelijk vlogen alleen de gierzwaluw en de zeearend naar ijle hoogten, tot ze naar adem moesten happen. De ranke zwaluw erkende tenslotte zijn meerdere in de grote zeearend met vleugels als kamerdeuren. De arend krijste zijn rauwe overwinningskreet de lucht in en stortte zich glorieus naar beneden. Maar tot zijn ontzetting vloog vanuit zijn rugveren een klein bruin vogeltje, dat al schetterend nog een metertje hoger vloog."

"Verbijsterd keken alle andere vogels in een doodse stilte toe hoe na de grote zeearend een heel klein vogeltje landde en kwetterend riep, 'ik ben de koning, ik ben de koning'. Dat vogeltje was zo’n klein en onbetekenend bruin gekleurd bolletje veren, dat deze niet eens een naam had. Met zijn spitse snaveltje en eigenwijze staartje dat omhoog wees, stond het trots met zijn borst vooruit in de kring. Maar alle vogels waren boos over het valse spel van het kleintje en wilden hem straffen. Het kleintje vloog snel weg uit angst voor de boze vogels met prikkende snavels. Die angst is gebleven en daarom leeft hij tot op de dag van vandaag schichtig in de beschutting van het kreupelhout en laat zich zelden goed zien."

"Toen de zeearend na zijn nederlaag een nachtje had geslapen, vloog hij naar de rand van het bos en riep de kleine vogel. 'Ik heb er diep over nagedacht en wil een voorstel doen. Kunnen wij het koningschap delen? Jij koning in de winter en ik in de zomer?' Dat vond het kleine verenbolletje een goed idee. Daarom kreeg hij een naam: winterkoning. En hij is zo blij met het gedeelde koningschap dat hij ook in de winter zingt. Je kunt hem het hele jaar door horen, maar vooral heel goed in de winter, als bijna alle andere vogels stil zijn. En als je dan heel goed luistert, kun je het winterkoninkje horen zingen, schel en hard: 'ik ben de koning, ik ben de koning, ik ben de koning'", zo is te leven in 'Natuurverhalen' van Els Baars. Als je niet sterk bent, moet je slim zijn.