woensdag 16 juni 2021

Uitsluipen Gewone Oeverlibel op 't Groot Meer

Nadat ik gisteren de uitsluiping van de Viervlek libel kom opnemen was het vanmorgen de Gewone Oeverlibel die mijn aandacht trok. Bij deze libel was ik iets minder te laat. De eerste fase van het uitsluipen was al gepasseerd, maar de libel moest met het achterlijf nog uit de lavenhuidje kruipen. Hier heb ik alvast wat foto's. De video moet nog gemonteerd worden. Dat kost nog wat tijd. Zodra die klaar is wordt ook de video hier gepost. Al vast veel plezier met het bekijken van de foto's.


Uitsluiping Gewone Oeverlibel op het Groot Meer in Wintelre

Het uitsluipen van de Gewone Oeverlibel (Orthetrum cancellatum) gebeurt van begin mei tot half augustus, met een piek van half juni tot eind juli. De larven overwinteren twee of drie keer. De larvehuidjes zijn te vinden tot enkele decimeters hoogte in de oevervegetatie. In een enkel geval willen ze wel eens hoger zitten of tot een aantal meters van het water verwijderd zijn. De larven leven in de modder of tussen plantenresten op de bodem. Allerlei stilstaande en zwak stromende wateren, liefst op plaatsen met kale oevers.

De gewone oeverlibel is weinig kritisch ten aanzien van de biotoop en komt voor bij veel stilstaande of langzaamstromende wateren, mits de oever enkele schaarsbegroeide plekken heeft en niet sterk beschaduwd is. Hij komt veel voor bij vijvers en plassen, maar ook bij vennen, weteringen en sloten. In duinplassen werd hij in het verleden zelden aangetroffen, maar sinds de aanleg van inifiltratieplassen ten behoeve van de drinkwaterwinning wordt deze biotoop vaker benut. Ook aan de waterkwaliteit stelt de soort geen hoge eisen. Hij plant zich meestal voort in voedselrijk water, maar de larven kunnen zich ook ontwikkelen in zwak brak en zuur water.


De Gewone Oeverlibel is groter dan andere oeverlibellen, 44-50 mm. Het achterlijf is pijlvormig: het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten. Het gezicht is geel tot bruin. De pterostigma’s zijn zwart. Mannetje: uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Aan de buitenranden van de segmenten staan gele streepjes, die bij oude mannetjes verdwijnen onder nog meer blauwe berijping. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes. Vrouwtje: grondkleur van het lichaam (zowel achterlijf als borststuk en gezicht) geel. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen.


Na het uitsluipen klimmen ze omhoog in een riet- of biezen stengel om daar de vleugels uit te laten harden en uit te rusten van de uitsluiping. De metamorfose kost ze veel energie.


Als de vleugels helemaal uitgehard zijn worden ze uit elkaar gedragen, en niet meer langs het lijf.

De Gewone oeverlibel maakt deel uit van de familie van de korenbouten (Libellulidae). Het is de grootste en algemeenste oeverlibel in Nederland.